juni 2018


Haydn: Piano Trios, Hob. XV:14, 18, 21, 26 & 31

Trio Wanderer

Als onze vaste Haydn-advocaat – David Threasher – me aanraadt om naar een nieuwe opname van de pianotrio’s van de componist te luisteren, zou ik het nalaten om dat niet te doen! Gespeeld en opgenomen met grote helderheid; een geweldige release.

Vijf Haydn pianotrio's schetsen een overgang van licht naar duisternis – nou ja, bijna. De Trio Wanderer begint met de serieuze (en ernstig onderschatte) A flat major (nr. 14) en eindigt met twee van de meest diepzinnige van al deze werken, die in F sharp major en E flat minor (nr. 26 en 31), tussendoor door de hoogste van Haydns fratsen in de A en C major Trio's (nr. 18 en 21).

Dit zijn prachtig gespeelde uitvoeringen, in een akoestiek die genereus genoeg is (de Teldex Studio in Berlijn) om elk instrument volledige stem te geven: de pizzicato-begeleiding van de cantilena van de piano in nr. 14 is bijvoorbeeld aangenaam mollig. Er is genoeg helderheid rond elk instrument om elke regel hoorbaar te maken, wat niet per se het geval was in de eerdere opnames van romantische muziek van de Wanderer, hoewel de spaarzamere texturen van de klassieke triostijl in dit opzicht enorm helpen.

Favoriete momenten: de zweepslagfinales van de twee ‘lichtere’ werken (nr. 18 en 21), gespeeld met een natuurlijk elan dat niet anders kan dan een glimlach op het gezicht toveren. Ook de cantabile pianolijn in het centrale langzame deel van nr. 26 – bewerkt van of naar het Adagio van Symfonie nr. 102, waarbij de melodie veelzeggend wordt overgebracht naar de cello – hier gespeeld met een extatische vrijheid van puls door Vincent Coq. De cd sluit af met een hoopvolle noot, met het ‘Jacob’s Dream’ Allegro van de tweedelige E flat minor dat de ideale tegenhanger vormt van de soberheid van het openingsdeel.

Dit is de terugkeer van de Wanderer naar Haydn op cd na een hiaat van anderhalf decennium. De overleden Duncan Druce merkte over hun eerste Haydn-cd (Harmonia Mundi, 5/02) op dat ‘het een traktatie is om Haydn-trio’s te horen die met zoveel zorg voor hun geluid en textuur worden gespeeld’. Dat geldt vandaag de dag nog steeds; en laten we alsjeblieft niet tot 2034 wachten op het derde deel!

Five Haydn piano trios trace a passage from light to darkness – well, almost. The Trio Wanderer open with the serious (and seriously underrated) A flat major (No 14) and finish up with two of the most profound of all these works, those in F sharp major and E flat minor (Nos 26 and 31), in between skipping through the highest of Haydn’s jinks in the A and C major Trios (Nos 18 and 21).

These are beautifully played performances, set in a generous enough acoustic (the Teldex Studio in Berlin) to give each instrument full voice: the pizzicato accompaniment to the piano’s cantilena in No 14, for example, is pleasingly plump. There is enough clarity around each instrument to make every line audible, which hasn’t necessarily been the case in the Wanderer’s previous recordings of Romantic music, although the sparer textures of the Classical trio style help greatly in this respect.

Favourite moments: the whipcrack finales of the two ‘lighter’ works (Nos 18 and 21), played with a natural élan that can’t fail to raise a smile. Also the cantabile piano line in the central slow movement of No 26 – adapted either from or into the Adagio of Symphony No 102, where the melody is tellingly transferred to the cello – played here with an ecstatic freedom of pulse by Vincent Coq. The disc closes on a hopeful note, with the ‘Jacob’s Dream’ Allegro of the bipartite E flat minor forming the ideal foil to the austerity of its opening movement.

This is the Wanderer’s return to Haydn on disc after a gap of a decade and a half. The late Duncan Druce remarked of their first Haydn disc (Harmonia Mundi, 5/02) that ‘it’s a treat to hear Haydn trios played with such care for their sound and texture’. The same holds true today; and please, let’s not be made to wait until 2034 for the third volume!