augustus 2018


One Byrde in Hande

Richard Egarr

‘Een uitmuntende viering van Byrd als een van de eerste klaviergrootheden’ van een klavecinist die de grootste liefde en respect heeft voor de muziek van de componist in al zijn vormen.

Een vrolijke opwaartse zwier opent Richard Egarrs Byrd-recital, door hem toegevoegd aan het begin van een 50 seconden durende Prelude waarvoor de componist al een stortvloed aan snelle noten als slot heeft geschreven. Maar als dat het soort ding is dat typerend is voor Egarrs natuurlijke klavieruitbundigheid, dan is het zeker ook een teken van de bijzondere opwinding die hij voelt als Byrds muziek onder zijn vingers ligt. En als zijn liefde en respect voor de componist die hij voor het eerst leerde kennen als koorzanger duidelijk genoeg wordt onthuld in een leesbare boekjesnoot, dan wordt het niet minder warm uitgedrukt in zijn spel in de loop van deze cd.

Op het eerste gezicht lijkt de selectie uitdagend serieus, bestaande uit voornamelijk fantasieën en gronden, zonder de variaties op populaire liedjes die Byrds meer direct aantrekkelijke kant vormen. Toch heeft Egarr geen moeite om onze aandacht vast te houden. Het pure geluid van zijn spel is één ding, geproduceerd op een heldere, krachtige maar resonerende Ruckers-kopie, prachtig opgenomen door Philip Hobbs. Met A=393 heeft het een fruitige bas; maar Egarr weet het ook zoet te laten zingen in de midden- en hoge registers dankzij een strelende legato en een zeker gevoel voor wanneer hij bepaalde noten ingedrukt moet houden. Het kan relevant zijn dat hij Byrds koormuziek kende vóór zijn klaviermuziek, want in lange fantasieën die nogal serieuze compositie-oefeningen lijken – hoe opgewonden kun je raken van een titel als Ut, re, mi, fa, sol, la? – is hij niet alleen in staat Byrds verbazingwekkend vindingrijke contrapunt te articuleren, maar ook, in muziek die koppig zou kunnen klinken, een volkomen overtuigende balans te vinden tussen de formele structuren van de muziek, veranderende stemmingen en meters, en momenten van charmante spontaniteit of kolkende genialiteit. Hij eindigt met Byrds meest buitengewone stuk, The Bells, een onwaarschijnlijke reeks variaties op een twee-noten grond die, met nog meer ‘pedaalwas’-effecten dan gebruikelijk, hier wordt omgezet in een liefdevolle toon-afbeelding. Een uitstekende viering van Byrd als een van de eerste klaviergrootheden.

A joyous upwards flourish opens Richard Egarr’s Byrd recital, added by him to the beginning of a 50-second Prelude for which the composer has already written a flurry of fast notes as an ending. But if that’s the kind of thing that’s typical of Egarr’s natural keyboard exuberance, it’s surely also a sign of the particular excitement he feels when Byrd’s music is under his fingers. And if his love and respect for the composer he first got to know as a chorister is revealed clearly enough in a readable booklet note, it is no less warmly expressed in his playing throughout the course of this disc.

At first glance, the selection looks challengingly serious, consisting mainly of fantasias and grounds, with none of the variations on popular songs that make up Byrd’s more immediately appealing side. Yet Egarr has no problem keeping our attention. The sheer sound of his playing is one thing, produced on a crisp, punchy but resonant Ruckers copy, beautifully recorded by Philip Hobbs. Operating at A=393, it has a fruity bass; but Egarr also manages to make it sing sweetly in the middle and high registers thanks to a caressing legato and sure sense of when to leave certain notes held down. It may be relevant that he knew Byrd’s choral music before his keyboard music, because in lengthy fantasias that might seem rather earnest compositional exercises – how excited can you get by a title such as Ut, re, mi, fa, sol, la? – he is able not only to articulate Byrd’s astonishingly resourceful counterpoint but also, in music that could sound dogged, to strike a thoroughly convincing balance between the music’s formal structures, changing moods and metres, and moments of charming spontaneity or coursing brilliance. He ends with Byrd’s most extraordinary piece, The Bells, an improbable set of variations on a two-note ground which, with even more ‘pedal wash’ effects than usual, is here turned into an affectionate tone-picture. An outstanding celebration of Byrd as one of the first keyboard greats.