Awards Issue 2018


Korngold & Nielsen: Violin Concertos

Jiyoon Lee & Odense Symphony Orchestra o.l.v. Kristiina Poska

Onze 'One to Watch' in juli is meer dan terecht en we vestigen er graag uw aandacht op: een Nielsen en Korngold-combinatie van echt drama en virtuositeit.

Jiyoon Lee won een gedeelde eerste prijs op de Carl Nielsen Violin Competition van 2016, dus het is misschien niet verrassend dat ze ervoor kiest om het Concerto van de Deense componist op te nemen voor haar debuutalbum, een wonderbaarlijk geslaagde plaat die haar ook herenigt met het Odense Symphony, het orkest dat speelt voor de competitie zelf. Haar interpretatie is consequent fascinerend, reflectief maar toch gespannen en technisch zeker zonder ooit zelfbewust opzichtig te worden.

Lee stelt de parameters vast vanaf het begin, terwijl de opening bloeit, fel gearticuleerd in plaats van groots declamatorisch, en afneemt tot een verrukkelijke verklaring van het hoofdthema van de Largo. Het Allegro cavalleresco begint assertief, maar wordt introverter naarmate de zekerheden ervan worden ondermijnd. Het handhaven van de balans tussen momentum en emotionele dubbelzinnigheid is hier van het grootste belang en dirigent Kristiina Poska stuwt de muziek nadrukkelijk voort, waarbij ze Lee de ruimte geeft om de vioollijn te laten zingen en ademen. De dubbelzinnigheden worden nog donkerder in de tweede helft van het Concerto. Lee is het meest betoverend in het bitterzoete Poco adagio, voordat ze de afsluitende Rondo met misleidende maar behendige eenvoud inzet, terwijl Poska zorgvuldig maar veelzeggend de constante verschuivingen tussen majeur- en mineurtonaliteiten benadrukt die de luisteraar uit balans brengen. Het is een geweldige uitvoering.

Het Korngold Concerto vormt het bijbehorende stuk. In zijn recensie van de opname van Caroline Goulding (7/18) merkte Richard Bratby op dat recente vertolkers de neiging hebben om de toespelingen op Hollywood-glamour af te zwakken ten gunste van iets dat meer oprecht Weens is. De uitvoering van Lee en Poska bevindt zich echter ergens tussen de twee in. Het is moeilijk om Hollywood te ontlopen in de finale, wanneer de koperblazers van Odense het hoofdthema in grand augmentation op het hoogtepunt uitspelen. Het eerste deel daarentegen, waarin Poska elke orkestrale textuur onderzoekend onderzoekt, klinkt bijna Mahleriaans. De centrale Romance is ondertussen erg traag: het orkestrale geluid is prachtig, maar zou hier een fractie donkerder kunnen zijn, en je moet je wenden tot Anne Sophie Mutter en André Previn (DG, 12/04), misschien, voor iets dat dichter bij de Andante-markering in de partituur ligt. Maar je kunt niet anders dan gewonnen worden door de voortreffelijke manier waarop Lee het hele werk speelt, met elke frase prachtig gestreeld en gevormd op manieren die soms rillingen over je ruggengraat bezorgen. Op deze vertoning is ze een opmerkelijke artiest; en dit is, zonder twijfel, inderdaad een uitzonderlijk debuut.

Jiyoon Lee won joint first prize at the 2016 Carl Nielsen Violin Competition, so it is unsurprising, perhaps, that she should opt to record the Danish composer’s Concerto for her debut album, a wonderfully accomplished disc that also reunites her with the Odense Symphony, the orchestra that plays for the competition itself. Her interpretation is consistently fascinating, reflective yet tense, and technically secure without ever becoming self-consciously showy.

Lee establishes the parameters at the outset, as the opening flourishes, fiercely articulated rather than grandly declamatory, subside into a ravishing statement of the Largo’s principal theme. The Allegro cavalleresco sets out assertively but becomes more introverted as its certainties are undermined. Maintaining the balance between momentum and emotional ambiguity is paramount here and conductor Kristiina Poska propels the music insistently onwards, all the time giving Lee the space to let the violin line sing and breathe. The ambiguities darken further in the Concerto’s second half. Lee is at her most beguiling in the bittersweet Poco adagio, before launching the closing Rondo with deceptive yet dexterous simplicity, while Poska carefully but tellingly underscores the constant shifts between major and minor tonalities that throw the listener off balance. It’s a superb performance.

The Korngold Concerto forms its companion piece. In his review of Caroline Goulding’s recording (7/18), Richard Bratby noted a tendency among recent interpreters to tone down the intimations of Hollywood glamour in favour of something more genuinely Viennese. Lee and Poska’s performance, however, inhabits territory somewhere between the two. It’s difficult to escape Hollywood in the finale here, when the Odense brass peal out the principal theme in grand augmentation at its climax. The first movement, on the other hand, where Poska searchingly probes every orchestral texture, sounds almost Mahlerian. The central Romance, meanwhile, is very slow: the orchestral sound is gorgeous but could be a fraction darker here, and you need to turn to Anne Sophie Mutter and André Previn (DG, 12/04), perhaps, for something closer to the Andante marking in the score. But you can’t help but be won over by the exquisite way Lee plays the entire work, with every phrase beautifully caressed and shaped in ways that sometimes send shivers down your spine. On this showing she is a remarkable artist; and this is, without question, an exceptional debut indeed.