september 2018


Haydn: Piano Sonatas, Vol. 7

Jean-Efflam Bavouzet

Wat valt er nog meer te zeggen over Volume 1-6 van deze enorm plezierige Haydn-sonateserie? Het spel van gratie en speelsheid, allemaal barstensvol genegenheid voor deze muziek – een geweldige serie gaat verder.

Jean-Efflam Bavouzets serie pianosonates van Haydn bereikt deel 7, gedragen door het momentum van bijna unaniem lovende recensies en een reeks lofbetuigingen, waaronder een paar Gramophone Editor's Choices in de afgelopen acht jaar. Er is ook geen teken van een pauze halverwege de serie op de nieuwe cd, die, net als zijn voorgangers, luistergenot biedt van de eerste tot de laatste noot.

Deze vijf sonates variëren van het vroege nr. 6 (1760 of eerder), ongebruikelijk in vier delen en aangeduid als 'Partita', tot het tweedelige nr. 48 (1789), in opdracht van Breitkopf om 'het niveau van een "muzikale potpourri" te verhogen' (annotator Marc Vignal) dat het bedrijf van plan was. De andere componisten en werken in deze ‘potpourri’ worden niet genoemd in het boekje, maar het kan alleen maar worden aangenomen dat het niveau ervan inderdaad werd verhoogd door deze sonate van de allergrootste individualiteit: een Andante die meer verwant is aan een vrije fantasie en een Presto in sonate-rondovorm – een favoriete stijl van Haydn, maar die nergens anders in zijn pianomuziek wordt geëxploiteerd. Er is ook de prachtige E majeur, nr. 31 (1776), waarvan de sereniteit van de opening Moderato scherp in het oog springt door de sobere, Bachiaanse driedelige inventie van het centrale Allegretto en de capriolen van de variatiefinale. Twee andere werken, nr. 5 (beschreven als ‘Divertimento’) en nr. 57, zijn van twijfelachtige herkomst; Vignal schetst vakkundig de authenticiteit of anderszins van al deze werken en ontwart hun chronologie en de conflicterende nummeringssystemen, terwijl hij weinig verder inzicht biedt in de muziek zelf.

Het inzicht wordt gecommuniceerd door de vingers van Bavouzet en door zijn voelbare genegenheid voor deze werken. Zoals eerder is de partituur voor hem een ​​startpunt, geen heilig schrift, en hij geeft zichzelf volledige vrijheid om met Haydn te onderhandelen, terwijl hij versiert en varieert terwijl hij verdergaat, maar nooit het doel van de muziek verdoezelt of de schijnwerpers ervan afleidt en naar zichzelf toe trekt. Zijn Yamaha klinkt goed in Potton Hall, iets recenter opgenomen dan Marc-André Hamelin (in Henry Wood Hall) voor Hyperion. Er is nog een weg te gaan, maar dit volume is een nieuwe stap op weg naar wat ongetwijfeld een belangrijke moderne opnamemijlpaal in de Haydn-discografie zal worden.

Jean-Efflam Bavouzet’s series of Haydn’s piano sonatas reaches Vol 7, borne aloft by the momentum of almost unanimously laudatory reviews and a string of accolades including a brace of Gramophone Editor’s Choices over the past eight years. There’s no sign of a mid-series lull, either, on the new disc, which, like its predecessors, offers listening delight from first note to last.

These five sonatas range from the early No 6 (1760 or before), unusually in four movements and designated ‘Partita’, to the two-movement No 48 (1789), commissioned by Breitkopf to ‘raise the level of a “musical potpourri”’ (annotator Marc Vignal) that the company was planning. The other composers and works in this ‘potpourri’ are not mentioned in the booklet but it can only be assumed that its level was indeed raised by this sonata of utmost individuality: an Andante more akin to a free fantasia and a Presto in sonata-rondo form – a favourite style of Haydn’s but one not exploited anywhere else in his piano music. There’s also the beautiful E major, No 31 (1776), the serenity of whose opening Moderato is cast into sharp relief by the austere, Bachian three-part invention of its central Allegretto and the antics of its variation finale. Two other works, No 5 (described as ‘Divertimento’) and No 57 are of dubious provenance; Vignal expertly delineates the authenticity or otherwise of all these works and untangles their chronology and the conflicting numbering systems, while offering little further insight into the music itself.

The insight is communicated by the fingers of Bavouzet and by his palpable affection for these works. As before, the score is a starting point for him, not holy writ, and he grants himself full liberty to negotiate with Haydn, ornamenting and varying as he goes along, yet never obscuring the music’s purpose or pulling the spotlight away from it and towards himself. His Yamaha sounds well in Potton Hall, a little more presently recorded than Marc-André Hamelin (at Henry Wood Hall) for Hyperion. There is still some way to go but this volume is another stepping stone towards what must surely end up as a major modern recording landmark in the Haydn discography.