oktober 2018
Paderewski: Sonata in E-Flat Minor Op. 21, Humoresques de concert
Kevin Kenner
‘Een pianoplaat … om te koesteren’, schrijft Jeremy Nicholas over dit recital, een recital dat succesvol is gebaseerd op Kevin Kenners lange kennismaking met de muziek, en dat is opgenomen op het instrument van de componist zelf.

Er zijn minstens drie goede redenen om te investeren in deze mooie opname. Ten eerste is er het vooruitzicht om 10 van Paderewski's beste werken voor solopiano op zijn eigen instrument te horen spelen (hoewel niet het instrument waarop hij ze zou hebben gecomponeerd, want ze dateren van 1885 tot 1903 en de piano is een Hamburg Steinway Model D uit 1925). Het is in uitstekende stem, met een zachter hoog register dan we tegenwoordig gewend zijn, maar met de vertrouwde resonerende grommende bas.
Ten tweede is er de opname van Paderewski's Op. 15, officieel getiteld Dans le desert: Tableau musical en forme d'une toccata, die ik persoonlijk nog nooit eerder ben tegengekomen. Het werd geschreven in 1887 en is met 9'06" meer dan twee keer zo lang als alle andere acht korte werken hier. Hoewel het zeker eerder moet zijn opgenomen, kan ik er momenteel geen vinden. Het is zeer virtuoos met de meest aansprekende ideeën. De verwaarlozing ervan is verbijsterend.
Ten derde, en het meest overtuigend, is er het spel van Kevin Kenner, nauwelijks een bekende naam ondanks zijn successen in zowel de Chopin- als de Tsjaikovski-competities van 1990 (respectievelijk tweede en derde prijs). Zijn benadering van Paderewski's muziek onthult een lange kennismaking en grote genegenheid, met prachtig beoordeelde rubato en een betoverende intimiteit die in het best mogelijke licht alle zes Humoresques de concert, Op. 14 (waarvan het ooit alomtegenwoordige Menuet in G de eerste is) en twee uit de zeven Série de morceaux, Op. 16; deze, Melody (nr. 2) en Nocturne (nr. 4) worden betoverend gespeeld. Staat de piano te ver weg in het klankbeeld? Misschien, maar het laat de Steinway echt zingen en ademen.
De kers op de taart is Kenners uitvoering van de Sonate in Es mineur (1903), Paderewski's grootste en belangrijkste werk voor solopiano. Hier heeft Kenner serieuze concurrentie van Jonathan Plowright, de huidige kampioen van de componist, wiens opname uit 2006 terecht werd geprezen. Ik denk dat Kenner zelfs Plowright overtroeft, ondanks zijn weglating van de herhaling van het eerste deel. Het laatste deel, een schitterende en technisch uitdagende toccata, wordt met opwindende helderheid en elan gearticuleerd. Al met al is dit een pianoplaat - laat staan een Paderewski-recital - om te koesteren.

There are at least three good reasons for investing in this fine recording. First, there is the prospect of hearing 10 of Paderewski’s best works for solo piano played on his own instrument (albeit not the one at which he would have composed any of them, for these date from 1885 to 1903 and the piano is a 1925 Hamburg Steinway Model D). It is in excellent voice, with a more mellow upper register than we are used to today but with the familiar resonant growling bass.
Second, there is the inclusion of Paderewski’s Op 15, officially titled Dans le desert: Tableau musical en forme d’une toccata, which I for one have never encountered before. It was written in 1887 and at 9'06" is over twice the length of any of the other eight short works here. While it must surely have been recorded before, I can find none currently available. It is highly virtuoso with most appealing ideas. Its neglect is puzzling.
Third, and most persuasively, there is the playing of Kevin Kenner, hardly a high-profile name despite his successes in both the 1990 Chopin and Tchaikovsky competitions (second and third prizes respectively). His approach to Paderewski’s music reveals long acquaintance and great affection, with beautifully judged rubato and a beguiling intimacy that illuminate in the best possible light all six Humoresques de concert, Op 14 (of which the once-ubiquitous Minuet in G is the first) and two from the seven Série de morceaux, Op 16; these, Melody (No 2) and Nocturne (No 4), are ravishingly played. Is the piano placed too distantly in the sound picture? Perhaps, but it allows the Steinway to truly sing and breathe.
The cherry on top is Kenner’s performance of the Sonata in E flat minor (1903), Paderewski’s greatest and most important work for solo piano. Here Kenner has serious competition from Jonathan Plowright, today’s leading champion of the composer, whose 2006 recording was rightly praised. I think Kenner trumps even Plowright, despite his omission of the first-movement repeat. The last movement, a scintillating and technically challenging toccata, is articulated with thrilling clarity and élan. Altogether this is a piano disc – let alone a Paderewski recital – to treasure.