december 2018


Dvořák: Piano Trios Nos. 3 & 4

Christian Tetzlaff & Tanja Tetzlaff & Lars Vogt

Een prachtige en betoverende kamermuziekplaat, en een indrukwekkend voorbeeld van de intimiteit en wisselwerking die het genre op zijn best kan belichamen.

Bij sommige cd's vertellen de allereerste noten je dat je iets bijzonders kunt verwachten. Christian en Tanja Tetzlaff zingen zachtjes samen in de stilte aan het begin van Dvořáks nobele f mineur Pianotrio (nr. 3) - cello en viool in evenwicht, en bewijzen met het allereerste gepunteerde ritme dat ze ook samen denken en voelen. Lars Vogt komt op piano, en in die eerste opleving ondersteunt en draagt ​​hij zijn collega's omhoog: in amper acht maten muziek vestigt hij zowel de intimiteit en zekerheid van het partnerschap van deze spelers, als de magnifieke reikwijdte en expressieve reikwijdte van wat komen gaat.

Ik ben geen fan van 'all star'-kamermuziekprojecten, maar de virtuositeit hier staat volledig in dienst van de muziek, waarbij de volledige symfonische grandeur van Dvořáks visie wordt vastgelegd zonder dat het ooit klinkt alsof iemand voor het effect speelt. Het is altijd kamermuziek, en dat wordt geholpen door Ondines levensechte akoestiek, waartegen de focus en verfijning van het palet van de Tetzlaffs nooit in gevaar komen door Vogts expressieve vrijgevigheid (in de notitie in het boekje vergelijkt hij het Trio van het tweede deel met Rachmaninov – en hij levert zeker).

Grandioos wanneer het moet, vindt het trio moment na moment van subtiel genuanceerde klankkleur (zelfs Christians pizzicato's klinken teder) – en je kunt je voorstellen hoe dat zich vertaalt in de caleidoscopische volksfantasie van de Dumky. Staccato piano klinkt over vervagende cello drones; smeltende vioollijnen zweven over doorschijnende toetsenbordtexturen; de overgangen zijn verrukkelijk; en natuurlijk, wanneer de dansen echt beginnen te vliegen, zetten deze spelers zich volledig in, zonder enig verlies van finesse. Deze plaat klinkt en voelt als een opname geboren uit liefde, en ik moedig je aan om te luisteren.

With some discs, the very first notes tell you to expect something special. Christian and Tanja Tetzlaff sing softly together in the quietness at the start of Dvořák’s noble F minor Piano Trio (No 3) – cello and violin in equipoise, and proving with the very first dotted rhythm that they think and feel together too. Enter Lars Vogt on piano, and in that first surge he supports and carries his colleagues upwards: establishing, in barely eight bars of music, both the intimacy and assurance of these players’ partnership, and the magnificent sweep and expressive scope of what is to come.

I’m no fan of ‘all star’ chamber music projects but the virtuosity here is entirely at the service of the music, capturing the full symphonic grandeur of Dvořák’s vision without ever sounding like anyone is playing for effect. It’s always chamber music, and it’s helped by Ondine’s lifelike acoustic, against which the focus and refinement of the Tetzlaffs’ palette is never at any risk from Vogt’s expressive generosity (in the booklet note, he compares the Trio of the second movement to Rachmaninov – and he certainly delivers).

Grandiose when they need to be, the trio find moment after treasurable moment of subtly shaded tone colour (even Christian’s pizzicatos sound tender) – and you can imagine how that translates into the kaleidoscopic folk-fantasy of the Dumky. Staccato piano chimes its way over fading cello drones; melting violin lines float over translucent keyboard textures; the transitions are delicious; and of course, when the dances really start to fly, these players commit absolutely, without any loss of finesse. This disc sounds, and feels, like a recording born of love, and I urge you to listen.