januari 2019
The Scene of the Crime
Håkan Hardenberger & Colin Currie
Een opname van een geïnspireerde combinatie – trompet en percussie, dat wil zeggen: specifiek Håkan Hardenberger en Colin Currie – waarin poëzie en lyriek prachtig op de voorgrond treden.

Geen ‘moeilijk tweede album’ voor Colin Currie’s nieuwe platenlabel, maar een waardige opvolger van de imposante inauguratie van het label (met Reich’s Drumming – 5/18) – een verrukkelijke combinatie van werken voor trompettist en percussionist, waarbij Currie wordt bijgestaan door Håkan Hardenberger. De meeste werken zijn voor de twee geschreven, maar de cd opent met een klassieker van de combinatie: André Jolivet’s veeleisende Heptade uit 1971.
Repeteren met Hardenberger, schrijft Currie in het boekje, is ‘intens’ (er worden blijkbaar weinig woorden gesproken), terwijl optredens ‘zones van koortsachtige intensiteit’ zijn. Deze delicate en gedurfde uitvoering geeft een duidelijk beeld van twee muzikanten voor wie verbale communicatie wellicht minder vruchtbaar is dan muzikale. De aanpak, waarin instrumenten die vaak worden geassocieerd met brutale directheid ongrijpbaar poëtisch en mysterieus klinken, verbindt zich met de elegantie en eruditie in Jolivets schrijven.
Die kwaliteiten komen opnieuw naar voren in Tobias Broströms slaapwandelende Dream Variations, waarin distillatie nieuwe vormen van integratie tussen de instrumentale groepen mogelijk maakt. Een andere Zweed, Daniel Börtz, bewijst in Dialogo 4 – Ricordo dat de menselijke vocale kenmerken die hij zo vaak ontsluit in levenloze instrumenten, daar net zo goed mogelijk zijn in Currie’s huiden als in Hardenbergers trompet. Er is meer spanning in deze reis en we voelen de frequente confrontaties tussen de muzikanten. Brett Deans … the scene of the crime … verwijst naar Shakespeares Hamlet (en wordt geassocieerd met Deans opera, maar deelt geen materiaal), met name de ‘trompet en drums’ waarnaar in de tekst wordt verwezen. Het gaat van verlatenheid naar een groovende dans, zoals de opkomst van coöperatief redeneren die zo ongrijpbaar is in het toneelstuk. Tussen dit alles is Joe Duddells meer voor de hand liggende maar niet minder interessante Catch een tonic, en bevat een aantal van de meest sluw briljante spel van allemaal. Het album is boeiend, of het nu vreugde of pijn is.

No ‘difficult second album’ for Colin Currie’s new record label but instead a worthy successor to the label’s imposing inauguration (with Reich’s Drumming – 5/18) – a delectable combination of works for trumpeter and percussionist for which Currie is joined by Håkan Hardenberger. Most of the works were written for the two but the disc opens with a classic of the combination: André Jolivet’s exacting Heptade of 1971.
Rehearsing with Hardenberger, writes Currie in the booklet, is ‘intense’ (few words are spoken, apparently), while performances are ‘zones of feverish intensity’. This delicate and daring performance gives a clear impression of two musicians for whom verbal communication might well be less fertile than musical. The approach, in which instruments often associated with brash directness sound elusively poetic and mysterious, links arms with the elegance and erudition in Jolivet’s writing.
Those qualities are to the fore again in Tobias Broström’s somnambulant Dream Variations, in which distillation allows for new forms of integration between the instrumental groups. Another Swede, Daniel Börtz, proves in Dialogo 4 – Ricordo that the human vocal characteristics he so often unlocks in inanimate instruments are possible there in Currie’s skins as much as in Hardenberger’s trumpet. There is more tension in this journey and we feel the frequent stand-offs between the musicians. Brett Dean’s … the scene of the crime … refers to Shakespeare’s Hamlet (and is associated with Dean’s opera but doesn’t share any material), specifically the ‘trumpet and drums’ that are referenced in the text. It moves from desolation to a grooving dance, like the emergence of cooperative reasoning that is so elusive in the play. In between all these, Joe Duddell’s more obvious but no less interesting Catch is a tonic, and contains some of the most slyly brilliant playing of all. The album is captivating whether in joy or pain.