februari 2019


Shostakovich & Kabalevsky: Cello Sonatas

Steven Isserlis & Olli Mustonen

Stijlvol spel, barstensvol karakter – maar wat zou je anders verwachten van cellist Steven Isserlis en pianist Olli Mustonen?

‘Olli en ik vinden het meesterlijk – en verslavend’, schrijft Steven Isserlis in een boekje over Kabalevsky’s Cellosonate, die hij en Olli Mustonen hier hebben geprogrammeerd naast bekendere werken van Shostakovich en Prokofiev, samen met kortere stukken van alle drie de componisten. Kabalevsky is natuurlijk verdeeld. Hij staat vooral bekend om zijn aanhankelijkheid aan de Sovjet-orthodoxie in een tijd waarin Shostakovich in het bijzonder de dubbelzinnigheden van expressie onderzocht om de duistere waarheden van het totalitarisme te onderzoeken. Zijn muziek wordt vaak omschreven als flauw, hoewel de Sonate, geschreven voor Rostropovich in 1961, allesbehalve dat is.

Het is een mager werk dat heen en weer slingert tussen broeierige introspectie en behoorlijk alarmerende gewelddadigheid voordat het zijn spanningen loslaat in een hectisch perpetuum mobile dat uiteindelijk een wankele kalmte bereikt. Isserlis en Mustonen maken er een sterk pleidooi voor in een uitvoering van grootse gebaren die een echte achtbaanrit blijkt te zijn. Isserlis' intensiteit en Mustonens pianistische gewicht passen wonderwel bij het stuk, en de tollende openingsakkoorden klinken tegelijk plechtig en bedreigend terwijl Isserlis het treurige eerste onderwerp eroverheen volgt. Het eerste hoogtepunt heeft een bijna schokkende felheid die de meanderende scherzo-cum-wals die uiteindelijk volgt lijkt te achtervolgen, en de finale is zowel huiveringwekkend in zijn manische energie als opwindend als een vertoning van technische bekwaamheid.

De Shostakovich Sonate lijkt daarentegen ruim en peinzend, vooral wanneer deze naast Rostropovich’ uitvoeringen met Britten in Aldeburgh in 1964 (BBC Legends, 12/09) of in 1959 met Shostakovich zelf (nu op Supraphon, 8/14) wordt geplaatst, hoewel de ontspannen snelheden die in het openingsdeel worden gehanteerd Isserlis in staat stellen de emotionele resonanties van de muziek met grote subtiliteit te onderzoeken en Mustonens gewicht opnieuw veelzeggend blijkt in de ontwikkeling van het eerste deel, waar de repetitieve ritmes steeds onheilspellender klinken. Het sombere Largo wordt diep gevoeld, de finale is een en al bijtende humor en ironie. Grootsheid van gebaren komt ondertussen opnieuw naar boven in Prokofievs Ballade, waarvan het drama onmetelijk wordt versterkt door de panache en warmte die beide spelers erin leggen.

De kortere stukken zijn ook uitstekend gedaan. Isserlis is het meest betoverend in Shostakovich’ vroege Moderato, terwijl de pas de deux uit Assepoester, die Prokofiev voor de première van het ballet arrangeerde, veel passie en reikwijdte heeft. Kabalevsky’s Rondo ter nagedachtenis aan Prokofiev, daterend uit 1965, is merkwaardig, aangezien er schijnbaar geen liefde verloren ging tussen de twee componisten. Kabalevsky vermijdt directe citaten en plaatst een evenwichtig adagio dat uit een van Prokofievs balletten had kunnen komen naast passages van hectische activiteit en spookachtige schittering. Isserlis en Mustonen spelen het met de combinatie van lyriek en drama die de rest van de cd kenmerkt. Erg mooi.

‘Olli and I find it quite masterly – and addictive’, Steven Isserlis writes in a booklet note on Kabalevsky’s Cello Sonata, which he and Olli Mustonen have programmed here alongside more familiar works by Shostakovich and Prokofiev, together with shorter pieces by all three composers. Kabalevsky, of course, divides opinion. He’s best known for his adherence to Soviet orthodoxy at a time when Shostakovich, in particular, was exploring ambiguities of expression in order to examine the darker truths of totalitarianism. His music is frequently described as bland, though the Sonata, written for Rostropovich in 1961, is anything but that.

It’s a gaunt work that oscillates between brooding introspection and quite alarming violence before releasing its tensions in a frantic perpetuum mobile that eventually attains a tenuous calm. Isserlis and Mustonen make a strong case for it in a performance of grand gestures that proves a real roller coaster ride. Isserlis’s intensity and Mustonen’s pianistic weight suit the piece wonderfully well, and the tolling opening chords sound at once solemn and threatening as Isserlis traces the sorrowing first subject over them. The first climax has an almost shocking ferocity that seems to haunt the meandering scherzo-cum-waltz that eventually follows, and the finale is both hair-raising in its manic energy and thrilling as a display of technical prowess.

The Shostakovich Sonata, in contrast, seems spacious and ruminative, particularly when placed beside Rostropovich’s performances with Britten at Aldeburgh in 1964 (BBC Legends, 12/09) or in 1959 with Shostakovich himself (now on Supraphon, 8/14), though the relaxed speeds adopted in the opening movement allow Isserlis to probe the music’s emotional resonances with great subtlety and Mustonen’s weight again proves telling in the first movement’s development, where the repetitive rhythms sound increasingly baleful. The bleak Largo is deeply felt, the finale all caustic wit and irony. Grandness of gesture surfaces again, meanwhile, in Prokofiev’s Ballade, its drama immeasurably heightened by the panache and warmth that both players bring to it.

The shorter pieces are also superbly done. Isserlis is at his most beguiling in Shostakovich’s early Moderato, while the pas de deux from Cinderella, which Prokofiev arranged before the ballet’s premiere, has plenty of passion and sweep. Kabalevsky’s Rondo in Memory of Prokofiev, dating from 1965, is curious, given that there was seemingly no love lost between the two composers. Avoiding direct quotation, Kabalevsky juxtaposes a poised adagio that could have come from one of Prokofiev’s ballets with passages of frenetic activity and spectral brilliance. Isserlis and Mustonen play it with the combination of lyricism and drama that characterises the rest of the disc. Very fine.