april 2019
Influences
Tamara Stefanovich
Een intrigerend programma met drie 20e-eeuwse werken van Bartók, Ives en Messiaen, plus Bach, briljant gepresenteerd door Tamara Stefanovich – elegant, doordacht, indringend en prachtig opgenomen.

Elk van de vier stukken op deze cd omarmt specifiek diverse culturele referenties: Ives’s Eerste Sonate’s Amerikaanse populaire idiomen circa 1900 (rags and marches), de hindoeïstische ritmes die Messiaens Cantéyodjayâ vormgeven, Bartóks behandeling van Hongaarse boerenliederen en Bachs vindingrijke toe-eigening van Italiaanse barokstijlen in zijn BWV989 Variaties. Als programma op zich lijkt het topzwaar, met de monumentale Ives op de eerste plaats en Bach aan het einde. Het blijkt een meesterzet te zijn in de programmering, zoals u snel zult ontdekken.
De algehele uitmuntendheid van Tamara Stefanovich’s interpretaties wordt versterkt door een fantastische multichannel-opname die wordt gekenmerkt door een volle ambiance en concertzaalrealisme. Stefanovich vertolkt Ives’ dikke en klinkende akkoorddissonanten van onder naar boven, waarbij hij de ruimtelijkheid en het resonantiepotentieel van de muziek volledig benut. Dit werkt opmerkelijk goed in de glorieus uitgesponnen coda's van de eerste en laatste bewegingen. Vreemd genoeg houdt Stefanovich zich in in het refrein van 'In the Inn', waarbij ze de ongebreidelde vocale uitbundigheid mist die William Masselos naar voren bracht in zijn baanbrekende mono- en stereo-opnames (RCA, 7/67, dringend toe aan heruitgave), en ze onderschat ook de ragtime-ritmes die Jeremy Denk en Joanna MacGregor zo driftig projecteerden. Maar dit zijn kleine kritiekpunten.
Charles Rosen noemde Bartók 'een componist uit de 20e eeuw die een pianist uit de 19e eeuw was'. Stefanovich benadert de Improvisations on Hungarian Peasant Songs zeker met het soort zanglijn en genuanceerde warmte die we normaal gesproken niet horen van de sombere en knallere Bartókians! Vergelijk bijvoorbeeld Florent Boffards ruimhartige maar relatief sobere frasering van het eerste stuk (Mirare, 1/19) met Stefanovichs flexibiliteit, of zijn felle, hardere ritme in het tweede stuk met Stefanovichs verleidelijke lilt, en je begrijpt wat ik bedoel.
In Cantéyodjayâ besteedt Stefanovich meer aandacht dan veel pianisten aan het naar voren brengen van dynamische contrasten, het observeren van de rusten van de componist en het vinden van melodieuze vormen binnen de asymmetrische ritmes. De klonterige akkoorden klinken met elke noot stevig op zijn plaats en doordacht gestemd. Je zou kunnen zeggen dat Peter Hill's gelijkgestemde interpretatie (Unicorn, 11/86) is gedept in halve tinten, terwijl Stefanovich de voorkeur geeft aan olieverf en een grote verscheidenheid aan penselen.
Na meer dan een uur van substantieel 20e-eeuws voedsel, blijkt de verschijning van Bach een waar tonicum in Stefanovichs handen. Wat een aangrijpende versieringen in de Aria, wat een combinatie van verfijnde precisie en lange lijn in Variatie 2. De afstandelijke articulatie van de pianiste in Var 6 krijgt veelzeggende vorm door haar lichte crescendo's op bepaalde up-beats, vergelijkbaar met een choreograaf die dansers laat bewegen door simpelweg het woord 'en' te zeggen. En let in de afsluitende Var 10 op de kleine kleurverschuivingen van de pianiste om harmonisch wonderbaarlijke momenten te erkennen. Als Ives, Bartók en Messiaen Stefanovich's veelomvattende meesterschap onthullen, onthult Bach ook haar ziel.

Each of the four pieces on this disc specifically embraces diverse cultural references: Ives’s First Sonata’s American popular idioms circa 1900 (rags and marches), the Hindu rhythms informing Messiaen’s Cantéyodjayâ, Bartók’s treatment of Hungarian peasant songs and Bach’s ingenuous appropriation of Italian Baroque styles in his BWV989 Variations. As a programme per se it seems top-heavy, with the monumental Ives placed first and Bach at the end. It turns out to be a programming masterstroke, as you’ll soon find out.
The overall excellence of Tamara Stefanovich’s interpretations is enhanced by a superb multichannel recording characertised by full-bodied ambience and concert-hall realism. Stefanovich voices Ives’s thick and ringing chordal dissonances from the bottom up, taking full measure of the music’s spaciousness and resonant potential. This works notably well in the first and final movements’ gloriously drawn-out codas. Curiously, Stefanovich holds back in the ‘In the Inn’ chorus, missing the unbridled vocal revelry that William Masselos brought out in his pioneering mono and stereo recordings (RCA, 7/67, desperately in need of reissue), and she also underplays the ragtime rhythms so petulantly projected by Jeremy Denk and Joanna MacGregor. But these are minor quibbles.
Charles Rosen called Bartók ‘a 20th-century composer who was a 19th-century pianist’. Certainly Stefanovich approaches the Improvisations on Hungarian Peasant Songs with the kind of singing line and nuanced warmth that we don’t usually hear from bleaker and bangier Bartókians! Compare, for example, Florent Boffard’s ample-toned yet relatively austere phrasing of the first piece (Mirare, 1/19) next to Stefanovich’s flexibility, or his fierce, harder-hitting rhythm in the second piece alongside Stefanovich’s beguiling lilt, and you’ll get what I mean.
In Cantéyodjayâ, Stefanovich takes greater care than many pianists over bringing out dynamic contrasts, observing the composer’s rests and finding melodic shapes within the asymmetric rhythms. The clotted chords ring out with every note firmly in place and thoughtfully voiced. One might say that Peter Hill’s like-minded interpretation (Unicorn, 11/86) is dabbed in half-tints, while Stefanovich favours oils and a wide variety of brushes.
After more than an hour of substantial 20th-century fare, the appearance of Bach proves a veritable tonic in Stefanovich’s hands. What poignant embellishments in the Aria, what a combination of refined precision and long line in Variation 2. The pianist’s detached articulation in Var 6 takes telling shape by her slight crescendos on certain up-beats, akin to a choreographer getting dancers to move simply by saying the word ‘and’. And in the concluding Var 10, notice the pianist’s tiny shifts of colour to acknowledge harmonically miraculous moments. If Ives, Bartók and Messiaen reveal Stefanovich’s wide-ranging mastery, the Bach reveals her soul as well.