juli 2019


Mozart: Piano Concertos, Vol. 4

Jean-Eflam Bavouzet & Manchester Camerata o.l.v. Gábor Takács-Nagy

Bavouzet inspireert, vermaakt en belichaamt de speelsheid en gratie van Mozarts geliefde werken. Een zeer fijne opname. (Gramophone)
Dit is al met al een heel mooie uitvoering ... Bavouzet gebruikt de alomtegenwoordige Beethoven-cadensen voor K466, terwijl hij voor zijn C majeur begeleidend stuk K467 kiest voor de voorbeelden van Friedrich Gulda, ...

Deze wonderbaarlijke werken uit de vastentijd van 1785 zijn misschien wel de twee Mozartconcerten die het vaakst op cd worden gecombineerd. Luisteraars die de vorige drie delen in deze serie (11/16, 10/17, 12/18) hebben gehoord en ervan genoten, hadden echter iets bijzonders van deze muzikanten verwacht. Ze zullen ook niet teleurgesteld worden.

Concerten nr. 20 en 21 vertegenwoordigen de ultieme synthese in Mozarts volwassen stijl, met hoogtepunten van techniek, inspiratie en creatieve persoonlijkheid die samenspannen om werken van ongekende individualiteit en expressieve diepte te creëren. Ze vormen een ideaal paar, waarbij de majesteit van trompetgeladen C majeur contrasteert met de gekwelde Sturm und Drang van donker D mineur. De speelsheid van de buitenste delen van nr. 21 omsluit een van Mozarts meest sublieme creaties: het onnavolgbare langzame deel dat het werk ooit verbond met een Zweedse B-film. Bavouzet en de Manchester Camerata zijn ideaal gepositioneerd in de snelle muziek, met het conversatiespel tussen piano en houtblazers dat de natuurlijkheid laat zien die een duidelijk kenmerk is van deze cyclus. In de uitvoering wordt het Andante vaak ofwel uitgerekt en overladen met een nep-‘expressie’ die het niet kan verdragen, of erdoorheen gedraafd in een poging om dat te vermijden. Hier zet Gábor Takács-Nagy het ideale tempo – een tikje langzamer dan Zacharias voor Jan Lisiecki (DG, 9/12) en sneller dan Marriner voor Yeol Eum Son (Onyx, 6/18), om twee recente opnames te nemen – terwijl Bavouzet de cantabile melodie niet zozeer zingt als wel zingt, de downbeats vertraagt ​​als een nachtclubzangeres en rijkelijk versiert. Het is zeker een zeer persoonlijke kijk op dit al te bekende stuk, en ik vind het geweldig.

De Don Giovanni Ouverture laat je op adem komen als hij losbarst na het bruisende slot van K467, ​​waardoor de Camerata klinkt als een veel grotere band dan hun nummers doen vermoeden. De grond is zo voorbereid voor de D mineur van K466, gespeeld met dezelfde scherpte en charisma als het C majeur Concerto, ook al wordt de centrale Romance rechter gezongen, zonder de gladde vrijheden van het C majeur Andante.

Deze serie cd's ontwikkelt zich tot een serieuze koploper in een cyclus van werken die nooit gebrek heeft gehad aan goede opnames. Cadensen zijn van Beethoven (K466) en, minder voorspelbaar, Friedrich Gulda (K467). Voor deze concertcombinatie zijn er weinig opnames die zo goed zijn.

These miraculous works from the Lenten season of 1785 may be the two Mozart concertos most commonly paired on disc. Listeners who have heard and enjoyed the previous three volumes in this series (11/16, 10/17, 12/18), however, might have come to expect something a little special from these musicians. They won’t be disappointed, either.

Concertos Nos 20 and 21 represent the ultimate synthesis in Mozart’s mature style, with peaks of technique, inspiration and creative personality conspiring to create works of unprecedented individuality and expressive depth. They form an ideal pair, contrasting the majesty of trumpet-laden C major with the anguished Sturm und Drang of dark D minor. The playfulness of No 21’s outer movements encloses one of Mozart’s most sublime creations – the inimitable slow movement that once linked the work with a Swedish B movie. Bavouzet and the Manchester Camerata are ideally poised in the fast music, with the conversational interplay between piano and woodwinds displaying the naturalness that is an evident hallmark of this cycle. In performance the Andante is often either dragged out and overburdened with an ersatz ‘expression’ that it can’t bear, or trotted through in an effort to avoid doing just that. Here, Gábor Takács-Nagy sets the ideal tempo – a touch slower than Zacharias for Jan Lisiecki (DG, 9/12) and faster than Marriner for Yeol Eum Son (Onyx, 6/18), to take two recent ish recordings – while Bavouzet doesn’t so much sing the cantabile melody as croon it, delaying the down-beats like a nightclub singer and ornamenting liberally. It’s a highly personal take on this all-too-familiar piece, to be sure, and I love it.

The Don Giovanni Overture makes you catch your breath as it bursts in after the effervescent close of K467, making the Camerata sound like a far bigger band than their numbers suggest. The ground is thus prepared for the D minor of K466, played with the same acuity and charisma as the C major Concerto, even if the central Romance is sung straighter, without the lubricious liberties of the C major’s Andante.

This series of discs is shaping up to be a serious front-runner in a cycle of works that has never wanted for fine recordings. Cadenzas are by Beethoven (K466) and, less predictably, Friedrich Gulda (K467). For this concerto pairing, there are few recordings as fine.