Awards Issue 2024


Tyler Futrell: Stabat Mater

Terjungensemble o.l.v. Lars‑Erik ter Jung

Deze recente toevoeging (gecomponeerd in 2021) aan de reeks muzikale meditaties op het Stabat mater komt van Tyler Futrell en is een werk van immense kracht, ontroering en onderscheidend vermogen.

Momenteel genomineerd voor de prestigieuze Nordic Council Music Prize (eerdere winnaars zijn let me tell you van Hans Abrahamsen en Gilgamesh van Per Nørgård), heeft Tyler Futrells Stabat mater uit 2021 al indruk gemaakt, zelfs vóór de release van deze première-opname van Lars-Erik ter Jung en zijn Terjungensemble.

De partituur voor sopraan- en mezzosolisten, strijkers en klavecimbel plaatst het 30 minuten durende werk in directe dialoog met Pergolesi's versie van dezelfde woorden. Het zou zeker een intrigerend tweeluik opleveren in uitvoering: muzikale tekst en commentaar, geschiedenis en eerbetoon, twee meditaties die balanceren tussen angst en sensualiteit. Naast het sonische palimpsest dat Futrell bewust construeert – ‘een metawerk, een Stabat mater over het Stabat mater’ – zijn er expliciete knipogen naar Górecki en Brahms, met zachtere echo's van Pärt en Abrahamsen op de achtergrond.

Maar ondanks de rijke en erkende afkomst van het stuk, is er een nog sterker gevoel van Futrells eigen identiteit, zijn vertrouwen in het gebruiken van zijn materiaal om iets nieuws te creëren. En met de première van het werk uitgesteld door covid, uiteindelijk gegeven kort na de Russische inval in Oekraïne, is er veel nieuws te vertellen over moeders en hun verloren zonen, geweld, verlies en geloof.

De schoonheid van de muziek is aangrijpend, des te meer vanwege het schuivende, schokkende, stuiptrekkende sonische geweld waaruit het vaak tevoorschijn komt: een stralende Raphael Madonna die is afgedwaald in een El Greco-kruisiging. We openen en sluiten op een plek voorbij toonhoogte. Houten trillingen gaan door het ensemble (een voorbode van de komende aardbeving?), strijkstokken stuiteren op snaren, oppervlakken worden aangeslagen en zware pizzicato's ketsen af; later buigen en knikken toonhoogtes.

Op dit gebroken oppervlak vloeit de balsem van de twee solostemmen. De hooggelegen sopraan dreigt voortdurend te gillen in een schreeuw, en terwijl we door de tekst bewegen van een visie op armlengte naar een gedeeld lijden, vertroebelen vocale tonen en vervallen noten in kraken. Eirin Rognerud en Astrid Nordstad brengen al het gebaardrama van een liveoptreden (waar de aanwijzingen hen instrueren om door de ruimte te bewegen of, in één geval, hun zingende mond te bedekken) naar een opname waar we ook profiteren van een grotere helderheid van details van ter Jungs instrumenten. Dit voelt al als een moderne klassieker.

Twee kortere werken, Vuggesang en Brittle Fluid, beide nieuw gearrangeerd voor deze opname, maken het recital compleet. Elk van hen is een oefening in extrapolatie van textuur – de eerste is dicht gelaagd en de tweede een betoverend beperkt minimalisme – ze helpen het beeld van een componist met een unieke en aantrekkelijke stem te verduidelijken.

Currently nominated for the prestigious Nordic Council Music Prize (previous winners include Hans Abrahamsen’s let me tell you and Per Nørgård’s Gilgamesh), Tyler Futrell’s 2021 Stabat mater has already made its mark, even before the release of this premiere recording by Lars-Erik ter Jung and his Terjungensemble.

Scoring for soprano and mezzo soloists, strings and harpsichord puts the 30-minute work in direct dialogue with Pergolesi’s setting of the same words. It would certainly make an intriguing diptych in performance: musical text and commentary, history and homage, two meditations poised between anguish and sensuality. Adding to the sonic palimpsest Futrell consciously constructs – ‘a meta-work, a Stabat mater about the Stabat mater’ – are explicit nods to Górecki and Brahms, with softer echoes of Pärt and Abrahamsen in the background.

But despite the piece’s rich and acknowledged lineage, there’s an even stronger sense of Futrell’s own identity, his confidence in using his material to create something new. And with the work’s premiere delayed by covid, eventually given shortly after the Russian invasion of Ukraine, there’s plenty new to say about mothers and their lost sons, violence, loss and faith.

The music’s beauty is arresting, all the more so for the scuttling, juddering, convulsive sonic violence from which it often emerges: a radiant Raphael Madonna who has strayed into an El Greco Crucifixion. We open and close in a place beyond pitch. Wooden tremors pass through the ensemble (an anticipation of the earthquake to come?), bow-backs bounce on strings, surfaces are struck and heavy pizzicatos ricochet; later, pitches bend and buckle.

On to this fractured surface spills the balm of the two solo voices. The high-lying soprano’s keening purity constantly threatens to tip into a scream, and as we move through the text from an arm’s-length vision to a shared suffering, vocal tone clouds and notes falter into croaks. Eirin Rognerud and Astrid Nordstad bring all the gestural drama of live performance (where directions instruct them to move around the space or, in one instance, cover their singing mouth) to a recording where we also benefit from greater clarity of detail from ter Jung’s instruments. This already feels like a modern classic.

Two shorter works, Vuggesang and Brittle Fluid, both newly arranged for this recording, complete the recital. Each an exercise in textural extrapolation – the first densely layered and the second a mesmerisingly restricted minimalism – they help flesh out the picture of a composer with a singular and appealing voice.