Awards Issue 2024


Souvenirs

Johan Dalene & Peter Friis Johansson

Dit album van de coverartiest van het vorige nummer, violist Johan Dalene, is een eerbetoon aan iconische solisten uit het verleden, vormgegeven in de geest van ons eigen tijdperk; pianist Peter Friis Johansson is een perfecte partner voor dit stijlvolle project.

Een venster op het verleden, mogelijk gemaakt door twee briljante jonge spelers. De wonderkindviolist Johan Dalene (geboren in augustus 2000) claimt een niveau van tonale onderscheiding dat veel van zijn collega's, zelfs de beste van hen, ontberen: hij weet hoe hij vibrato en portamento moet gebruiken om een ​​zanglijn te spelen (hij is niet zomaar een imitator van eerdere spelers), en als het aankomt op korte morceaux, zoals de meeste van deze, investeert hij elke frase met een rijkdom aan gevoel en stijl. Hij vertelt ons in zijn notitie dat hij ze leerde kennen tijdens lange autoritten met het gezin, en ze vervolgens leerde tijdens wedstrijden en concerten. In het openingsnummer, een groter stuk in zijn geheel, Ravels zigeunerachtige Tzigane, maakt Dalene zich los met zowel de melodieuze gebaren als de rusten ertussen, en komt de improvisatorische entree van de piano op 5'01" wanneer de muziek overgaat in de volkse friss-modus, pianist Peter Friis Johansson gaat recht op wat virtuoze pianomuziek af, waarbij hij het rhapsodische element benadrukt zoals Dalene al heeft gedaan. De supersnelle slotpagina's slaan echt aan, net als de afsluitende selectie van het programma, Franz Waxmans technicolour Carmen Fantasy (heel anders dan die van Sarasate), die voorbij de verleidelijke kaartscène (het hoogtepunt van de Fantasy, althans voor mij) en Seguidilla zichzelf in een ware razernij werkt.

Het middelpunt van het recital is Saint-Saëns' elegant speelse Introduction and Rondo capriccioso, een mooi uitgevoerde uitvoering, hoewel Heifetz en Grumiaux onveranderlijke maatstaven blijven. Wat de rest van het programma betreft, opent en sluit Tsjaikovski's driedelige Souvenir d’un lieu cher (‘Herinnering aan een dierbare plek’) met onvergetelijke melodieën (Meditatie in d mineur, zo geliefd bij David Oistrakh, en Melodie in Es), beide gespeeld door Dalene met veel hart, in het hart een atletisch Scherzo in c mineur. De overige stukken zijn Massenets immergroene Thaïs Méditation, Falla’s Spaanse Dans nr. 1 uit La vida breve, Kreislers Ysaÿe-stijl Recitativo en Scherzo-Caprice voor soloviool (Ysaÿe was een vriend van Kreisler en het stuk is aan hem opgedragen) en een zeldzaamheid, het Allegro molto, nr. 4 van Zes stukken voor viool en piano van de begaafde 19e-eeuwse Zweedse violiste en componiste Amanda Maier. Een zeer gevarieerd programma dus, innemend gespeeld en realistisch opgenomen. Ik kijk ernaar uit om meer van Dalene te horen, misschien in een programma met zeldzame romantische sonates.

A window on the past facilitated by two brilliant young players. The prodigy violinist Johan Dalene (born August 2000) claims a level of tonal distinction that many of his peers, even the best of them, lack: he knows how to use vibrato and portamento in pursuit of a singing line (he’s no mere imitator of past players), and when it comes to brief morceaux, such as most of these are, he invests each phrase with a wealth of feeling and style. He tells us in his note that he got to know them during long family car journeys, then went on to learn them in competitions and for concerts. In the opening number, a bigger piece altogether, Ravel’s gypsy-inflected Tzigane, Dalene makes free both with the melodic gestures and the rests between them, and come the improvisational entrance of the piano at 5'01" when the music moves into the folksy friss mode, pianist Peter Friis Johansson makes a bee-line for some virtuoso piano-writing, emphasising the rhapsodic element as much as Dalene has done already. The super-fast closing pages really take fire, as they do for the programme’s closing selection, Franz Waxman’s technicolour Carmen Fantasy (very different to Sarasate’s), which beyond the seductive Card Scene (the Fantasy’s high point, at least for me) and Seguidilla works itself into a real frenzy.

The recital’s centrepiece is Saint-Saëns’s elegantly playful Introduction and Rondo capriccioso, a nicely turned performance, though Heifetz and Grumiaux remain immovable benchmarks. As to the rest of the programme, Tchaikovsky’s three-movement Souvenir d’un lieu cher (‘Memory of a dear place’) opens and closes with unforgettable melodies (Meditation in D minor, so beloved of David Oistrakh, and Melodie in E flat), both played by Dalene with plenty of heart, at its heart an athletic Scherzo in C minor. The remaining items are Massenet’s evergreen Thaïs Méditation, Falla’s Spanish Dance No 1 from La vida breve, Kreisler’s Ysaÿe-style Recitativo and Scherzo-Caprice for solo violin (Ysaÿe was a friend of Kreisler’s and the piece is dedicated to him) and a rarity, the Allegro molto, No 4 of Six Pieces for violin and piano by the gifted 19th-century Swedish violinist and composer Amanda Maier. So a very varied programme, winningly played and realistically recorded. I look forward to hearing more from Dalene, maybe in a programme of rare Romantic sonatas.