april 2024
Paysage
Véronique Gens & Munich Radio Orchestra o.l.v. Hervé Niquet
Een rijk feest van laat-romantische Franse orkestliederen van onze Artiest van het Jaar, Véronique Gens; haar vaardigheden op het gebied van het vertellen van verhalen en het vormgeven van de sfeer zijn vanaf het begin overtuigend.

‘Franse vocale muziek kan geen betere ambassadeur hebben’, zo sloot ik mijn aanbeveling af voor onze Artiest van het Jaar, Véronique Gens, bij de Gramophone Awards van afgelopen najaar. Alsof er nog meer bewijs nodig was (dat was het echt niet), komt het nieuwste album van de sopraan voor Alpha. Het heet ‘Paysage’, naar het lied van Reynaldo Hahn, en is een stijlvolle verzameling Franse orkestliederen. En omdat het een coproductie is met Palazzetto Bru Zane, bevatten die liederen veel herontdekkingen.
De twee beroemdste groepen Franse orkestliederen – geen van beide cycli in de strikte zin van het woord – zijn Les nuits d’été (1840-41, orch 1856) van Berlioz en Shéhérazade (1903) van Ravel. Geen van beiden staat op deze cd, maar het hele repertoire bevat laatromantische werken van componisten die zo bekend zijn als Gounod, Saint-Saëns, Chausson, Hahn en Fauré, maar ook Théodore Dubois, een weinig herinnerde componist die, net als Fauré, dit jaar een eeuw geleden overleed.
De vier volmaakte liederen van Dubois die hier worden gepresenteerd, zijn allemaal door de componist georkestreerd tijdens zijn pensioen. De twee Chansons de Marjolie zijn bijzonder aangrijpend; ‘Celui que j’aime’ heeft een bijna operaachtige vaart, terwijl ‘En paradis’ een zuchtende solovioollijn bevat.
Sommige liederen zullen bekend zijn vanwege hun stem-en-piano-uitstraling: Hahns ‘D’une prison’ en ‘Paysage’, misschien, en Faurés ‘Clair de lune’ en ‘Les roses d’Ispahan’, maar desalniettemin is het een genot om ze te horen in de orkestraties van hun eigen componist. En Chaussons gloeiende versie van de elegische ‘Les morts’ verdient meer bekendheid, een van de vele pareltjes op deze cd. Gens is in een prachtige stem. Haar sopraan is opmerkelijk goed in vorm, soepel en elegant, haar dictie voorbeeldig en haar frasering voortreffelijk, waarbij ze de stemming van elk nummer behendig weet te vangen.
Ze wordt kundig ondersteund door Hervé Niquet en het Munich Radio Orchestra, die in verschillende orkestrale intermezzo’s in de schijnwerpers mogen staan. Hoewel er geen Massenet-nummers op de schijf staan – Bru Zane heeft er één schijf aan gewijd die Tim Ashley aanbad (22/9) – krijgen we wel het prachtige ‘Pastoral’ van Esclarmonde, ‘Solitude’ van Sapho en ‘Invocation’ van Les Érinnyes, dat bekend zal zijn bij Britse balletliefhebbers omdat het wordt gebruikt in Kenneth MacMillans Manon. Niquet geeft de Nocturne uit Faurés Shylock teder vorm en de Münchener hoorn schittert in de prachtige Rêverie van een andere verwaarloosde componist, Fernand de La Tombelle. Warm aanbevolen.

French vocal music could not have a finer ambassador’ was how I closed my citation for our Artist of the Year, Véronique Gens, in last autumn’s Gramophone Awards. As if further proof were needed (it really wasn’t), along comes the soprano’s latest album for Alpha. Entitled ‘Paysage’, after Reynaldo Hahn’s song, it is a classy collection of French orchestral songs. And as it’s a co-production involving Palazzetto Bru Zane, those songs involve plenty of rediscoveries.
The two most famous groups of French orchestral songs – neither of them cycles in the strictest sense – are Berlioz’s Les nuits d’été (1840 41, orch 1856) and Ravel’s Shéhérazade (1903). Neither of them appears on this disc but all the repertoire includes late Romantic works by composers as familiar as Gounod, Saint-Saëns, Chausson, Hahn and Fauré, but also Théodore Dubois, a little-remembered composer who, like Fauré, died a century ago this year.
The four accomplished songs by Dubois presented here were all orchestrated by the composer during his retirement. The two Chansons de Marjolie are especially affecting; ‘Celui que j’aime’ has an almost operatic sweep to it, while ‘En paradis’ features a sighing solo violin line.
Some of the songs will be familiar from their voice-and-piano guise: Hahn’s ‘D’une prison’ and ‘Paysage’, perhaps, and Fauré’s ‘Clair de lune’ and ‘Les roses d’Ispahan’, but nonetheless it’s a joy to hear them in their composer’s own orchestrations. And Chausson’s glowing setting of the elegiac ‘Les morts’ deserves to be better known, one of many gems on this disc. Gens is in quite splendid voice. Her soprano is in remarkably good shape, supple and elegant, her diction exemplary and her phrasing exquisite, deftly capturing the mood of each song.
She is ably supported by Hervé Niquet and the Munich Radio Orchestra, who get to bask in the spotlight in several orchestral interludes. Although there are no Massenet songs on the disc – Bru Zane lavished a single disc on him that Tim Ashley adored (9/22) – we do get the beautiful ‘Pastoral’ from Esclarmonde, ‘Solitude’ from Sapho, and ‘Invocation’ from Les Érinnyes, which will be familiar to British ballet-goers as it is used in Kenneth MacMillan’s Manon. Niquet shapes the Nocturne from Fauré’s Shylock tenderly and the Munich horn gleams in the lovely Rêverie by another neglected composer, Fernand de La Tombelle. Warmly recommended.