februari 2024

--- RECORD OF THE MONTH ---


Shadows of my Ancestors

Behzod Abduraimov

Het drama in Romeo en Julia is schitterend verwoord, Gaspard is zowel levendig als mooi, het werk van Saïdaminova een fascinerende vondst: alles bij elkaar een schitterend album van een briljante pianist.

Visuele kunst en literatuur vormen de kern van de drie pianocycli op Behzod Abduraimovs nieuwste solo-uitgave voor Alpha. Sergey Prokofievs ballet gebaseerd op Shakespeares tragedie Romeo en Julia, oorspronkelijk in opdracht van Kirov in 1934, moest wachten tot 1938 op de officiële première in Brno. Tegen die tijd had de componist echter al twee orkestsuites uit het volledige ballet gehaald, samen met 10 fragmenten die waren getranscribeerd voor pianosolo. 'Fantasieën in de stijl van Rembrandt en Callot' is de ondertitel voor Aloysius Bertrands verzameling van 66 prozagedichten getiteld Gaspard de la nuit, die de zaden plantte voor Maurice Ravels gelijknamige drieluik. The Walls of Ancient Bukhara van de Oezbeekse componist Dilorom Saidaminova (geb 1943) is een schakel in een andere drievoudige inspiratieketen. Ze beschouwt dit werk als een eerbetoon aan Pictures at an Exhibition van Moessorgski, met als doel het historische centrum van de oude zuidcentrale Oezbeekse stad in geluid weer te geven. De compositie van Moessorgski is op zijn beurt geïnspireerd op het kunstwerk van Viktor Hartmann.

Belangrijker is echter de overvloed aan kleur en poëzie die Abduraimovs verbluffende kunstenaarschap kenmerken. Het duurt slechts een handvol maten in de openingsscène van Romeo and Juliet, ‘Folk Dance’, om te beseffen dat we luisteren naar een pianist die zijn instrument eenvoudigweg overstijgt. Gedurende deze release raak je constant verstrikt in Abduraimovs prachtige en gerichte sonoriteit, zijn rotsvaste ritme, zijn grenzeloze portfolio van schakeringen en nuances, plus een specifieke articulatie die een gevoel van lucht tussen de noten en het uiterste in karakterisering overbrengt. De détaché-akkoorden en melodieën van het tweede deel ‘Scene’ roepen diverse houtblazersklanken op, terwijl de baslijnen van het Menuet worden gezongen in plaats van gehamerd. Omdat Abduraimov niet door ‘Young Juliet’ heen raast, dansen de haastige toonladders echt op punt. Hebben de gearpeggieerde akkoorden van ‘Montagues en Capulets’ ooit zo passend dreigend geklonken als in deze opname?

Abduraimov begint ‘Friar Laurence’ met een gedempte terughoudendheid die niet hint naar de krachtig resonerende climaxen die om de hoek liggen. De behendige uitlijning van de haastige rechterhandmelodieën en de ritmische verplaatsingen van de linkerhand in ‘Mercutio’ door de pianist roept het asymmetrische momentum op in de finale Allegro precipitato van Prokofjevs Zevende Sonate. Let ook op de lillende innerlijke spanning in de ‘Dans van de meisjes met lelies’, waar Abduraimov zijn ogenschijnlijk constante tempo doordrenkt met kleine rubatodruppels. Ik kan alleen maar zeggen dat als de minuscule dynamische gradaties in de laatste pagina’s van het 10e stuk je niet de adem benemen, je niet hebt geluisterd.

Wat Dilorom Saidaminova ook te danken heeft aan haar beleden Moessorgski-rolmodel, haar suggestieve muziek leeft volledig in haar eigen wereld. De spaarzame en bezwerende regels van de openingsscène ‘Mosque Kalon’ lijken via Abduraimovs handbalansen uit verschillende piano’s in verschillende akoestiek te komen. Stel je ‘The Chase’ uit Bartóks Out of Doors-suite voor, getranscribeerd voor een Midden-Oosterse Qanun, en je hebt een idee van het tweede deel, ‘Samanid Kingdom’, waar Abduraimovs soepele, snelle toonladders en welluidende herhaalde noten ook in driedimensionaal perspectief verschijnen. ‘Tomb of Ismail Samani’ bestaat grotendeels uit zachte, langzaam bewegende melodielijnen, versierd met af en toe een opsmuk. Al dit materiaal omsluit een kort, schrijnend centraal hoogtepunt.

De open kwinten die ‘Domes’ lanceren, evolueren snel naar een verscheidenheid aan gearpeggieerde figuraties; bekijk Abduraimovs magische behandeling van het prachtig ontlichaamde klavierschrift tussen 1'26" en 1'51". En dan is er nog de dreigende asymmetrie van ‘Minaret of Death’ om te verteren, evenals de fragiele linkerhandklaagzang van het zesde en zevende deel in tandem met zachte clusters in het hoge register. Saidaminova heeft in Abduraimov een zeer zorgzame en gevoelige vertolker, en ik hoop dat zijn opname pianisten zal inspireren om deze cyclus te onderzoeken; het is een belangrijke vondst.

Ravels Gaspard de la nuit behoeft natuurlijk geen speciaal pleidooi. En het heeft ook geen nieuwe opname nodig, gezien de hoeveelheid standaard- en lat-verhogende uitvoeringen die de catalogus tot over de rand hebben gevuld. Aangezien pianofielen de grote opgenomen Gaspards op hun duimpje kennen, wat kan men dan nog toevoegen aan de erfenis van Walter Giesekings 78s, Arturo Benedetti Michelangeli's BBC-traversal uit 1959, Robert Casadesus, Martha Argerich, Ivo Pogorelich, Beatrice Rana, Abbey Simon, Jean-Yves Thibaudet, Herbert Schuch, Steven Osborne enzovoort, ad infinitum? Ik heb echter altijd volgehouden dat artistieke excellentie haar eigen rechtvaardiging is, en Abduraimovs Gaspard verdient gemakkelijk een plaatsje op tafel tussen de referentieversies.

Vanaf het begin valt 'Ondine' op door de pure gelijkmatigheid en gloeiende transparantie waarmee Abduraimov de aanhoudende afwisselende akkoord-/enkele-nootpatronen van de rechterhand vormgeeft. Hij is ook aandachtiger voor baslijnen dan de meeste pianisten, terwijl de slim getimede glissando's de verleidelijke subtekst van de uitvoering verder versterken. In een tijdperk waarin jonge pianisten 'Le gibet' vaak verwarren met de late Beethoven en de muziek tot in den treure uitrekken, is Abduraimovs rechttoe rechtaan vloeibaarheid precies het tegengif. De golvende akkoorden, obsessief tollende B-flats en geaccentueerde motieven bezetten hun eigen textuurvlakken, coëxisteren maar botsen nooit of veranderen in pap.

Na zo'n gefocuste, gecontroleerde en intens gekalibreerde muziekmakerij stort Abduraimov zich op 'Scarbo', gooit alle remmingen overboord en laat zijn virtuoze impulsen in de climaxen helemaal losgaan. Hij evenaart en overtreft soms Pogorelichs gedurfde pedaaltrucs, terwijl zijn heldere en gevarieerde stemvoering van lage registerakkoorden het mogelijk maakt om toonhoogtes te horen in plaats van modder. Op dezelfde manier leid je lange en gevormde lijnen af ​​in de stromen van herhaalde noten in plaats van percussieve pellets. Bovendien bewijst Abduraimov consequent op de hoogte te zijn van het duistere, kwikzilverachtige verhaal van de muziek, vooral met betrekking tot zijn dynamische schaalverdeling voor maximaal dynamisch en emotioneel effect. Abduraimovs meeslepende muzikaliteit en ontzagwekkende pianospel profiteren ook van het realisme in de concertzaal en de impact van boven naar beneden van Alpha's fantastische opgenomen geluid. Het is natuurlijk te vroeg om 'Shadows of my Ancestors' Gramophone's beste piano-uitgave van 2024 uit te roepen. Toch verdient het ongetwijfeld een kanshebber te zijn en plukt het bij elke herhaling nieuwe vruchten.

Visual art and literature are at the core of the three piano cycles featured on Behzod Abduraimov’s latest solo release for Alpha. Originally commissioned by the Kirov in 1934, Sergey Prokofiev’s ballet based upon Shakespeare’s tragedy Romeo and Juliet had to wait until 1938 for its official premiere in Brno. By that time, however, the composer had already extracted two orchestral suites from the full ballet, along with 10 excerpts transcribed for piano solo. ‘Fantasias in the style of Rembrandt and Callot’ is the subtitle for Aloysius Bertrand’s collection of 66 prose-poems entitled Gaspard de la nuit, which planted the seeds for Maurice Ravel’s triptych of the same name. The Walls of Ancient Bukhara by Uzbek composer Dilorom Saidaminova (b1943) is a link in yet another three-way chain of inspiration. She regards this work as a homage to Mussorgsky’s Pictures at an Exhibition, aiming to depict the ancient south-central Uzbek city’s historic centre in sound. Mussorgsky’s composition, in turn, took its cue from the artwork of Viktor Hartmann.

What’s more important, however, is the abundance of colour and poetry characterising Abduraimov’s stunning artistry. It takes only a handful of bars into Romeo and Juliet’s opening ‘Folk Dance’ to recognise that we are listening to a pianist who simply transcends his instrument. Throughout this release, one consistently gets caught up in Abduraimov’s gorgeous and focused sonority, his rock-solid rhythm, his boundless portfolio of shadings and nuances, plus a specificity of articulation that conveys a sense of air between the notes and the utmost in characterisation. The détaché chords and melodies of the second-movement ‘Scene’ evoke diverse woodwind timbres, while the Minuet’s bass lines are sung out rather than hammered. Because Abduraimov doesn’t race through ‘Young Juliet’, the scurrying scales truly dance on point. Have the arpeggiated chords of ‘Montagues and Capulets’ ever sounded so appropriately menacing as in this recording?

Abduraimov commences ‘Friar Laurence’ with a muted reserve that does not hint at the powerfully resonant climaxes just around the corner. The pianist’s deft alignment of the scurrying right-hand melodies and left-hand rhythmic displacements in ‘Mercutio’ evokes the asymmetric momentum in the Allegro precipitato finale of Prokofiev’s Seventh Sonata. Notice, too, the lilting inner tension in the ‘Dance of the Girls with Lilies’, where Abduraimov infuses his seemingly steady tempo with tiny rubato droplets. All I can say is that if the minuscule dynamic gradations in the 10th piece’s final pages don’t take your breath away, you haven’t been listening.

Whatever Dilorom Saidaminova owes to her professed Mussorgsky role model, her evocative music entirely inhabits its own world. The sparse and incantatory lines of the opening ‘Mosque Kalon’ seem to emit from different pianos in different acoustics via Abduraimov’s hand balances. Imagine ‘The Chase’ from Bartók’s Out of Doors suite transcribed for a Middle Eastern Qanun and you’ll have an idea of the second movement, ‘Samanid Kingdom’, where Abduraimov’s suave rapid scales and mellifluous repeated notes also emerge in three-dimensional perspective. ‘Tomb of Ismail Samani’ largely consists of soft, slow-moving melodic lines embellished by occasional flourishes. All of this material brackets a brief , harrowing central climax.

The open fifths that launch ‘Domes’ quickly evolve into a variety of arpeggiated figurations; check out Abduraimov’s magical handling of the gorgeously disembodied keyboard-writing between 1'26" and 1'51". Then there’s the menacing asymmetry of ‘Minaret of Death’ to digest, as well as the sixth and seventh movements’ fragile left-hand lament in tandem with gentle high-register clusters. Saidaminova has a most caring and sensitive interpreter in Abduraimov, and I hope that his recording will inspire pianists to investigate this cycle; it’s a major find.

Ravel’s Gaspard de la nuit, of course, needs no special pleading. Nor does it need yet another recording, considering the amount of standard-setting and bar-raising performances that have stuffed the catalogue beyond capacity. Since pianophiles know the great recorded Gaspards like the back of their hands, what can one possibly add to the legacy of Walter Gieseking’s 78s, Arturo Benedetti Michelangeli’s 1959 BBC traversal, Robert Casadesus, Martha Argerich, Ivo Pogorelich, Beatrice Rana, Abbey Simon, Jean-Yves Thibaudet, Herbert Schuch, Steven Osborne and so on, ad infinitum? However, I’ve always maintained that artistic excellence is its own justification, and Abduraimov’s Gaspard easily takes a place at the table among the reference versions.

From the start, ‘Ondine’ stands out for the sheer evenness and glowing transparency with which Abduraimov shapes the persistent alternating right-hand chord/single-note patterns. He’s also more attentive to bass lines than most pianists, while the cannily timed glissandos further enhance the performance’s seductive subtext. In an era when young pianists often mistake ‘Le gibet’ for late Beethoven and stretch out the music to death, Abduraimov’s straightforward fluidity is just the antidote. The billowy chords, obsessively tolling B flats and accented motifs occupy their own textural planes, coexisting yet never colliding or turning into mush.

Following such focused, controlled and intensely calibrated music-making, Abduraimov pounces upon ‘Scarbo’, casting all inhibitions to the wind and allowing his virtuosic impulses to go for broke in the climaxes. He matches and sometimes surpasses Pogorelich’s daring pedalling gambits, while his clear and variegated voicing of low-register chords enables one to hear pitches instead of mud. Likewise, you infer long and shapely lines within the streams of repeated notes instead of percussive pellets. What is more, Abduraimov proves consistently cognisant of the music’s darkly mercurial narrative, especially in regard to his scaling of dynamics for maximum dynamic and emotional effect. Abduraimov’s compelling musicianship and awe-inspiring pianism also benefit from the concert-hall realism and top-to-bottom impact of Alpha’s superb recorded sound. Naturally, it’s too early to declare ‘Shadows of my Ancestors’ Gramophone’s best piano release of 2024. Yet it unquestionably deserves to be a contender, and reaps new rewards with each rehearing.