januari 2024


C.P.E. Bach: The Hamburg Symphonies, Wq. 182

Orchestra of the Eighteenth Century o.l.v. Alexander Janiczek

Een herinnering aan hoe fantasierijk de muziek van CPE Bach kan zijn – een geest die dirigent Alexander Janiczek en zijn muzikanten oppikken en waarmee ze aan de slag gaan!

Geen enkele componist uit de 18e eeuw kan tippen aan Emanuel Bach als het gaat om geïnspireerde gekte. Toen Baron van Swieten, van Haydns Creation-faam, in 1773 deze zes-snarige symfonieën bestelde, moedigde hij de verbeelding van de componist aan om op hol te slaan. Dat gebeurde ook in werken die, zelfs naar Emanuels maatstaven, een berekende aanval op hedendaagse normen lijken. Momenten van galante welluidendheid – bijvoorbeeld bij de opening van nr. 6 in E – worden tactloos ondermijnd door een explosieve uitbarsting of een wending naar een schokakkoord. Door CPE's karakteristieke ader van soulvolle Empfindsamkeit tot het uiterste te drijven, slingeren langzame bewegingen verontrustend heen en weer tussen lied en spraak. Verstoring en desoriëntatie, op elk niveau, zijn aan de orde van de dag. Geen wonder dat deze extravagante muziek, bedoeld voor een selecte kring van kenners, nooit een brede verspreiding heeft bereikt.

In elk van deze 10 minuten durende symfonische vulkanen test Emanuel Bach de virtuositeit van de spelers tot het uiterste, precies zoals van Swieten had gehoopt. Onder leiding van violist Alexander Janiczek gaan de strijkers van het Orkest van de Achttiende Eeuw hun technische uitdagingen frontaal aan. Geanimeerd door atletische baslijnen, bruisen en knetteren snelle bewegingen van anarchistische energie. Bachs extreme dynamische contrasten en harmonische schokken worden gespeeld voor al hun waarde, maar te midden van de mêlee laat Janiczek altijd ruimte over voor expressieve vormgeving. Violen zijn netjes verdeeld links en rechts, met levendige resultaten in bijvoorbeeld de tuimelende uitwisselingen bij de opening van nr. 4 of de antifonale sparring in de finale van nr. 2.

Janiczek en zijn 24-koppige band zijn ook nauw afgestemd op de innerlijkheid en precaire lyriek van de langzame bewegingen. Nooit was de schijn van onschuld zo bedrieglijk als in Largo ed innocentemente van nr. 4. Het Larghetto van nr. 5 is een zeldzaam voorbeeld van Bach die zichzelf een (bijna) compromisloze cantabile melodie gunt. De spelers fraseren dit met een vocale welsprekendheid en laten vervolgens de ketenen van bitterzoete suspensies prachtig zweven.

Vroege loyaliteiten kunnen natuurlijk moeilijk sterven. De eerste opname die deze symfonieën volledig recht doet, van Trevor Pinnock en The English Concert (Archiv, 10/80, 5/86), is ruim 40 jaar oud, maar klinkt nog steeds even opwindend als altijd. Het is intiemer geschaald dan deze nieuwe versie, met een prominentere klavecimbelcontinuo (ik klaag niet). Hoewel de tempo's vaak vrijwel identiek zijn (een uitzondering is het Poco adagio van nr. 2, waar Pinnocks veel langzamere uitvoering vreemd genoeg spookachtig is), leeft Pinnocks band soms nog veel gevaarlijker. Maar afgezien van de omvang van het orkest zijn de interpretatieverschillen vaak minimaal. Als er een opname is van deze nog steeds verbazingwekkende, zenuwslopende muziek die Pinnock het vuur aan de schenen kan leggen, is het deze nieuwe wel.

For inspired craziness no 18th-century composer, surely, can touch Emanuel Bach. When Baron van Swieten, of Haydn Creation fame, commissioned these six string symphonies in 1773, he encouraged the composer’s imagination to run amok. It duly did in works that, even by Emanuel’s standards, seem like a calculated assault on contemporary norms. Moments of galant euphony – say at the opening of No 6 in E – are tactlessly subverted by an explosive outburst or a swerve to a shock chord. Pushing CPE’s characteristic vein of soulful Empfindsamkeit to extremes, slow movements veer disconcertingly between song and speech. Disruption and disorientation, on every level, are the order of the day. Small wonder that this outré music, intended for a select circle of connoisseurs, never achieved wide circulation.

In each of these 10-minute symphonic volcanos Emanuel Bach tests the players’ corporate virtuosity to the limit, exactly as van Swieten had hoped. Led by violinist Alexander Janiczek, the strings of the Orchestra of the Eighteenth Century meet their technical challenges head-on. Animated by athletic bass lines, fast movements seethe and crackle with anarchic energy. Bach’s extreme dynamic contrasts and harmonic shocks are played for all their worth, yet amid the melee Janiczek always leaves space for expressive shaping. Violins are properly divided left and right, with vivid results in, say, the tumbling exchanges at the opening of No 4 or the antiphonal sparring in No 2’s finale.

Janiczek and his 24-strong band are also closely attuned to the inwardness and precarious lyricism of the slow movements. Never was the veneer of innocence more deceptive than in No 4’s Largo ed innocentemente. The Larghetto of No 5 is a rare instance of Bach allowing himself an (almost) uncompromised cantabile melody. The players phrase this with a vocal eloquence, and then beautifully float the chains of bittersweet suspensions.

Early allegiances can die hard, of course. The first recording to do these symphonies full justice, from Trevor Pinnock and The English Concert (Archiv, 10/80, 5/86), is well over 40 years old but still sounds as thrilling as ever. It’s more intimately scaled than this new version, with a more prominent harpsichord continuo (I’m not complaining). While tempos are often virtually identical (an exception is the Poco adagio of No 2, where Pinnock’s far slower performance is strangely haunting), Pinnock’s band sometimes lives that much more dangerously. But orchestra size apart, interpretative differences are often minimal. If any recording of this still-astonishing, unnerving music can give Pinnock a run for his money, it’s this new one.