oktober 2019
Silk Baroque
Wu Wei & Holland Baroque
De sheng, meesterlijk gespeeld door Wu Wei – de solist die in Artists & their Instruments van ons februarinummer het Chinese mondorgel aan de lezers introduceerde – past ontroerend in dit barokprogramma.

Om de psycholoog James J Gibson te citeren: onze ogen zijn gericht op ‘het hoofd op de schouders van een lichaam dat rondreist’. Hetzelfde geldt voor onze oren. Met andere woorden, als we naar een opname luisteren, gebruiken we niet alleen onze oren, maar brengen we ons hele zelf erbij – ons wandelende, etende, ademende, met huid bedekte zelf. Voordat ik het prachtige feest van sonische fusie beschrijf dat deze release van Holland Baroque en Wu Wei is, leg ik mijn kaarten op tafel. Het komt zelden voor dat ik een opname tegenkom die rechtstreeks tot mij, tot mijn identiteit, lijkt te spreken. Als artiest en musicoloog ben ik ondergedompeld in muziek van de hoge barok. En vaak vraag ik me in mijn ‘dagelijkse baan’ af hoe mijn Chinese etniciteit naar voren komt. Het antwoord is zelden: de muzikale taal van 18e-eeuwse Duitse mannen – Händel, Bach, Telemann – is mijn moedertaal geworden. Deze muzikale ontmoeting tussen Holland Baroque en shengvirtuoos Wu Wei produceert in veel opzichten geluiden waar ik mijn hele professionele leven naar op zoek ben geweest.
Het album bestaat uit uiterst slimme arrangementen van Judith en Tineke Steenbrink, de meesterbreinen achter Holland Baroque, waarin barokwerken worden samengevoegd met de klankwereld van het oude China. De klanken die Wei op zijn sheng, een Chinees mondorgel, tovert, zijn moeilijk te beschrijven. Soms zijn ze etherisch, een profetie die op de lucht wordt gesponnen. Ze kunnen ook helemaal aanwezig zijn: een kermis voor de deur, luidruchtig, dronken en wild. En Wei kan zijn sheng ook laten schreeuwen van aangrijpende pijn. Centraal op het album staat een solo-improvisatie opgedragen aan zijn vader die zich intens ontvouwt in Telemanns Harlequinade waarin Holland Baroque, snelvoetig, ronddraait in een hallucinogene waanzin. Er zijn ook traditionele Chinese liederen, zoals de Abendmusik die verdampt in de nacht. Een gevoel van improvisatie doordringt het album, zelfs de bewerking van Bachs Andante uit BWV1003; dit is muziek die gloednieuw is gemaakt. En in ‘Tristes apprêts’ van Castor et Pollux glijdt Wei tussen de noten van Rameaus melodie alsof hij die ter plekke oproept. De geografische kronkels en het gevoel van verkenning zijn bijzonder succesvol gezien de lengte van de tracks. De luisteraar krijgt tijd en ruimte om zich te vestigen in verreikende klankwerelden die soms onverwachte bestemmingen hebben. In What about some bells, het openingsnummer, neemt Judith Steenbrinks bewerking van Telemann ons mee van China via folkachtige reels naar het land van cowboys en bluegrass.
De culturele wederkerigheid van de plaat is verbazingwekkend – de luisteraar begint de barok te horen in Wei’s Chinese uitvoeringstradities, en ook elementen van de Chinese esthetiek te vinden in het historisch geïnformeerde spel van Europa. Er is een overweldigend – en emotioneel – gevoel van een gedeeld land, van een gemeenschappelijke basis die wordt gemarkeerd en waarop wordt gedanst. Hoewel ik het met de Steenbrinks eens ben dat ‘de barok op veel plaatsen te vinden is’, kunnen de Chinezen dat hier, in deze prachtige ontmoeting van culturen, ook.

To borrow from the psychologist James J Gibson, our eyes are on ‘the head on the shoulders of a body that gets about’. The same goes for our ears. In other words, when listening to a recording we don’t just use our ears, but bring to it our entire selves – our walking, eating, breathing skin-covered selves. Before I describe the wonderful feast of sonic fusion that is this release from Holland Baroque and Wu Wei, then, I’ll lay my cards on the table. So rarely do I come across a recording that seems to speak directly to me, to my identity. As a performer and musicologist, I am immersed in music of the high Baroque. And often in my ‘day job’, I wonder how my Chinese ethnicity emerges. The answer is rarely: the musical language of 18th-century German men – Handel, Bach, Telemann – has become my mother tongue. This musical encounter between Holland Baroque and sheng virtuoso Wu Wei, in many ways, produces sounds I have been searching for my entire professional life.
The album is made up of extremely clever arrangements by Judith and Tineke Steenbrink, the masterminds behind Holland Baroque, in which works of the Baroque are fused with the sound world of ancient China. The sounds that Wei conjures on his sheng, a Chinese mouth organ, are tough to describe. Sometimes they are ethereal, a prophecy spun on the air. They can also be entirely present: a carnival on your doorstep, rowdy, drunken and wild. And Wei can also make his sheng scream in poignant pain. At the heart of the album is a solo improvisation dedicated to his father that intensely unfolds into Telemann’s Harlequinade in which Holland Baroque, fleet of foot, whirl in a hallucinogenic madness. There are also traditional Chinese songs, such as the Abendmusik that evaporates into the night. A sense of the improvisatory pervades the album, even the arrangement of Bach’s Andante from BWV1003; this is music made brand new. And in ‘Tristes apprêts’ from Castor et Pollux, Wei slides between notes of Rameau’s melody as if he is conjuring it there and then. The geographical meandering and sense of exploration are particularly successful given the length of the tracks. The listener is given time and space to settle into far-reaching sound worlds that sometimes have unexpected destinations. In What about some bells, the opening track, Judith Steenbrink’s arrangement of Telemann takes us from China through folk-like reels to the land of cowboys and bluegrass.
The cultural reciprocity of the disc is astounding – the listener begins to hear the Baroque in Wei’s Chinese performing traditions, as well as to find elements of the Chinese aesthetic in the historically informed playing of Europe. There is an overwhelming – and emotional – sense of a land being shared, of common ground being marked out and danced upon. While I agree with the Steenbrinks that ‘the Baroque can be found in many places’, here, in this wonderful meeting of cultures, the Chinese can too.