Awards Issue 2020


Chanson d'Amour

Sabine Devieilhe & Alexandre Tharaud

Een luxueuze onderdompeling in de wereld van de melodieën van twee artiesten, sopraan Sabine Devieilhe en pianist Alexandre Tharaud, werkelijk doordrenkt van de klankwereld.

Sabine Devieilhe viel voor het eerst op via haar barokuitvoeringen, met name haar Rameau-platen. Maar deze Franse lyrische sopraan heeft veel troeven: haar geweldige album ‘Mirages’ (12/17) was een tweede in de categorie Recital bij de Gramophone Awards van 2018 en haar Marie in Laurent Pelly’s La fille du régiment in Covent Garden liet een opmerkelijke comédienne horen. Ik zag vorig jaar ook een lunchrecital in Wigmore Hall gewijd aan muziek uit de salons van Pauline Viardot.

Voor haar nieuwste plaat heeft Devieilhe een recitalprogramma bedacht rond de vaak gepaarde – maar zeer verschillende – componisten Debussy en Ravel, samen met de vader van de Franse mélodies, Gabriel Fauré, naast vijf liederen van de nonchalante Francis Poulenc. Het levert een onderhoudend uur op, veel gevarieerder in stemming dan de cd-titel ‘Chanson d’amour’ (naar het lied van Fauré) doet vermoeden. Hoewel er nachtelijke mijmeringen zijn zoals ‘Après un rêve’, zijn er ook luchtigere nummers, zoals Poulencs ‘Hôtel’, uit zijn cyclus Banalités, waarin de dichter liever sigaretten rookt dan aan het werk gaat.

Het is een genot om deze 29 melodieën zo goed gezongen te horen, met een geweldige Franse dictie, vooral in het patroon van Poulencs ‘Fêtes galantes’, dat Devieilhe met aplomb opdreunt, en het bijna uitgesproken ‘Sur l’herbe’ van Ravel. Er is opgewekte pret in Debussy's 'Chevaux de bois' en een zwier over de boulevards in Poulenc's 'Voyage à Paris'. Devieilhe toont grote charme in Ravels Cinq Mélodies populaires grecques, waarbij ze volksachtige noten buigt in 'Quel galant m'est similar', terwijl het afsluitende 'Tout gai!' heerlijk is en klinkt alsof ze echt geniet, veel meer dan welke andere opname die ik heb gehoord. Er is nooit enig gevoel dat Devieilhe haar lichte sopraan pusht; dit geeft een gevoel van grote intimiteit.

De Fauré-liederen komen prachtig over, Alexandre Tharaud zorgt voor de trillende pianobriesjes in 'Notre amour', terwijl Debussy's vroege 'Nuit d'étoiles' (1880) prachtig wordt gezongen. Beide artiesten vangen de schaduwrijke, geparfumeerde sfeer van de meeste Ariettes oubliées, en Poulencs ‘Les chemins de l’amour’ sluit het recital af op een bitterzoete noot, met een behendig zwevende laatste A flat van Devieilhe. Met uitstekende boekjesnotities van Roger Nichols is dit een zeer aan te bevelen schijf en ik zou graag meer melodieën zien – met name Fauré – van deze bekwame Franse artiesten.

Sabine Devieilhe first came to my notice via her Baroque performances, notably her Rameau discs. But there are many strings to this French lyric soprano’s bow: her terrific ‘Mirages’ album (12/17) was a runner-up in the Recital category in Gramophone’s 2018 Awards and her Marie in Laurent Pelly’s La fille du régiment at Covent Garden demonstrated a notable comedienne. I also caught a Wigmore Hall lunchtime recital last year dedicated to music from the salons of Pauline Viardot.

For her latest disc, Devieilhe has devised a recital programme around those oft-paired – but very different – composers, Debussy and Ravel, along with the father of French mélodies, Gabriel Fauré, juxtaposed with five songs by the insouciant Francis Poulenc. It makes for an entertaining hour, far more varied in mood than the disc title ‘Chanson d’amour’ (after Fauré’s song) may suggest. While there are nocturnal reveries such as ‘Après un rêve’, there are lighter numbers too, such as Poulenc’s ‘Hôtel’, from his cycle Banalités, where the poet’s desire is to smoke cigarettes rather than get down to work.

It is a joy to hear these 29 mélodies sung so well, with superb French diction, especially in the patter of Poulenc’s ‘Fêtes galantes’, which Devieilhe rattles off with aplomb, and the almost-spoken ‘Sur l’herbe’ by Ravel. There is upbeat fun in Debussy’s ‘Chevaux de bois’ and a swagger down the boulevards in Poulenc’s ‘Voyage à Paris’. Devieilhe exhibits great charm in Ravel’s Cinq Mélodies populaires grecques, bending folk-like notes in ‘Quel galant m’est comparable’, while the closing ‘Tout gai!’ is delicious, sounding as if she’s really enjoying herself, much more so than any other recording I’ve heard. There’s never any sense of Devieilhe pushing her light soprano; this offers a feeling of great intimacy.

The Fauré songs come off beautifully, Alexandre Tharaud providing the quivering piano breezes in ‘Notre amour’, while Debussy’s early ‘Nuit d’étoiles’ (1880) is exquisitely sung. Both performers capture the shadowy, perfumed atmosphere of most of the Ariettes oubliées, and Poulenc’s ‘Les chemins de l’amour’ ends the recital on a bittersweet note, with a deftly floated final A flat from Devieilhe. With excellent booklet notes by Roger Nichols, this is a highly recommendable disc and I’d welcome more mélodies – particularly Fauré – from these accomplished French performers.