november 2020
Sturm und Drang, Vol. 2
The Mozartists o.l.v. Ian Page
Ian Page en The Mozartists schitteren opnieuw in Deel Twee van hun studie van muziek geassocieerd met Sturm und Drang – doordachte programmering en uitstekende uitvoeringen.

De tweede duik van Ian Page en The Mozartists in de subset van het repertoire uit het klassieke tijdperk, genaamd Sturm und Drang, strijkt neer op de sine qua non van die stijl, Haydns Symfonie nr. 39 in g mineur (c1768), waarvan de geagiteerde taal, verscheurd door hikken en non sequiturs, een diepgaande invloed uitoefende op componisten in heel Europa. Velen van hen namen ook de ongebruikelijke partituur van het werk over, met vier in plaats van twee hoorns, krom in verschillende toonsoorten; gezien de beperkingen van ventielloze instrumenten, kon hierdoor meer noten worden gespeeld en konden er zelfs mineurakkoorden worden bedacht (de harmonische reeks die door deze instrumenten wordt omvat, mist een kleine terts).
Een aantal copycat g mineur symfonieën in de stijl van Haydn werden aldus geproduceerd, niet in de laatste plaats door de naamgenoot van dit ensemble (nr. 25, K183, 1773), maar hier bieden ze er een van Mozarts jeugdidool JC Bach, die zijn gebruikelijke galante manieren opzijzet voor iets ongewoon gekwelds in de laatste van zijn Opus 6 symfonieën (gepubliceerd in 1770). Samen met Haydn was een van de meest ijverige beoefenaars van Sturm und Drang de productieve Johann Baptist Vanhal, hier vertegenwoordigd door een d mineur symfonie die kookt van uitzinnige passie maar niet zonder passages van lyrische rust is. De Zweedse mezzosopraan Ida Ränslöv is de soliste in een paar rusteloze aria's uit Glucks Paride ed Elena ('Parijs en Helena', voor het eerst gehoord in Wenen in 1770) en een meer hyperactieve aria uit Myslivečeks eerste opera, Semiramide (1765), samen met een kuise beweging met klagende obligaat hobo (James Eastaway) uit Haydns Stabat mater (1767).
Page en zijn spelers tonen opnieuw hun totale identificatie met deze muziek door duizelingwekkende drive en nauwkeurigheid te spelen. Uitgebreide aantekeningen van de dirigent geven niet alleen de muzikale en historische achtergrond, maar ook welkome uitleg over de dramatische situaties van de operastukken. Opnieuw spannen hoge artisticiteit samen met geleerdheid en kracht van concept om een programma te creëren dat van begin tot eind schittert.

Ian Page and The Mozartists’ second dip into the Classical-era repertoire subset called Sturm und Drang alights on the sine qua non of that style, Haydn’s Symphony No 39 in G minor (c1768), whose agitated language, riven with hiccups and non sequiturs, exerted a profound influence on composers across Europe. Many of them also adopted the work’s unusual scoring, with four rather than two horns, crooked in different keys; given the limits of valveless instruments, this enabled more notes to be played and, indeed, for minor chords to be contrived (the harmonic series encompassed by these instruments lacks a minor third).
A number of copycat G minor symphonies in the manner of Haydn’s were thus produced, not least by this ensemble’s namesake composer (No 25, K183, 1773), but here they offer one by Mozart’s boyhood idol JC Bach, who puts aside his customary galant manners for something uncharacteristically anguished in the last of his Op 6 Symphonies (published in 1770). Along with Haydn, one of the most assiduous cultivators of Sturm und Drang was the prolific Johann Baptist Vanhal, here represented by a D minor Symphony that seethes with frenzied passion but is not without passages of lyric repose. Swedish mezzo Ida Ränslöv is the soloist in a pair of restless arias from Gluck’s Paride ed Elena (‘Paris and Helen’, first heard in Vienna in 1770) and a more hyperactive one from Mysliveček’s first opera, Semiramide (1765), along with a chaste movement with plangent obbligato oboe (James Eastaway) from Haydn’s Stabat mater (1767).
Page and his players once again demonstrate their total identification with this music in playing of dizzying drive and accuracy. Comprehensive notes by the conductor give not only the musical and historical background but welcome explanations of the dramatic situations of the operatic pieces. Once again, high artistry conspires with scholarship and strength of concept to create a programme that scintillates from start to finish.