oktober 2020
Dowland: A Fancy
Bor Zuljan
Een reflectieve, introspectieve en zeer persoonlijke uitvoering van Dowlands muziek door Bor Zuljan, een luitspeler die diepe emoties haalt uit zowel de muziek als zijn donkergekleurde instrument.

‘Melancholie trof het Elizabethaanse Engeland als een epidemie’, schrijft luitist Bor Zuljan. Woorden, zo blijkt, zijn perfect voor onze eigen moeilijke tijden. Net als de muziek van die meest melancholische van alle componisten, John Dowland.
Maar nogmaals, de uitvoering van muziek uit het verre verleden is een inherent melancholische daad. Misschien zou de mate waarin een uitvoerder dit herkent een van de belangrijkste criteria moeten zijn om zijn succes in een dergelijke onderneming te beoordelen? Als dat zo is, slaagt Zuljan hier heel goed in. Dit is een origineel, improviserend maar vaak diep introspectief recital, meesterlijk samengesteld, voornamelijk van Dowlands fantasieën voor sololuit, ‘opmerkelijke meesterwerken van contrapunt, retoriek, architectuur en virtuositeit’.
Zuljan betreedt, zoals ze zeggen, een druk gebied, met prachtige opnames van Dowlands solo-luitmuziek van meesters als Paul O'Dette, Jakob Lindberg, Nigel North, Hopkinson Smith en Matthew Wadsworth. Ze zijn vele jaren ouder dan Zuljan. Maar heeft iemand ons gebrekkige zelf zo nauwkeurig vastgelegd in deze vervormende oneindige spiegelzaal van Renaissance-contrapunt en variaties op liederen en dansen die Dowland zelf vervormde door eindeloze improvisatie?
Zuljan speelt op een donkergekleurde acht-korige luit naar Venere (1582) van Jiří Čepelák (Praag, 2012), met darmsnaren van Corde Drago, en trekt ons zachtjes naar beneden met de openingsmelodie van A Fantasia, een duistere wereld vol schokken en dissonanten, liederen en dansen die geplaagd worden door snelle verdelingen en broeierige fantasieën en fantasieën waarvan de contrapuntische spanningen steevast leiden tot rampzalige ontknopingen.
De laatste fantasie, Farewell, opent met een chromatische opgaande figuur, en weerspiegelt daarmee het eerste werk. Zuljan heeft ons teruggeleid naar de wereld. Maar in gedempte tonen, want de nacht is gevallen.

‘Melancholy struck Elizabethan England like an epidemic’, writes lutenist Bor Zuljan. Words, as it’s turned out, perfect for our own troubled times. As is the music of that most melancholic of composers, John Dowland.
Then again, the performance of the music of the distant past is an inherently melancholy act. Perhaps the extent to which a performer recognises this should be one of the chief criteria for judging their success in any such enterprise? If so, Zuljan succeeds very well here. This is an original, improvisatory yet often deeply introspective recital, masterfully curated, mainly of Dowland’s fantasias for solo lute, ‘remarkable masterpieces of counterpoint, rhetoric, architecture and virtuosity’.
Zuljan enters, as they say, a crowded field, with fine recordings of Dowland’s solo lute music available from masters such as Paul O’Dette, Jakob Lindberg, Nigel North, Hopkinson Smith and Matthew Wadsworth. They are many years Zuljan’s senior. But has any so accurately captured our flawed selves in this distorting infinity mirror hall of Renaissance counterpoint and variations on songs and dances which Dowland himself distorted through endless improvisation?
Performing on a dark-toned eight-course lute after Venere (1582) by Jiří Čepelák (Prague, 2012), with gut strings by Corde Drago, Zuljan draws us gently downwards with the opening descending chromatic melody of A Fantasia into a tenebrous world filled with shakes and dissonances, songs and dances troubled by rapid divisions and brooding fancies and fantasies whose contrapuntal tensions invariably lead to calamitous denouements.
The final fantasia, Farewell, opens with a chromatic ascending figure, thus mirroring the first work. Zuljan has led us back into the world. But in hushed tones, for night has fallen.