juni 2020


Francis Poulenc: Piano Concerto & Concert Champêtre

Mark Bebbington & Royal Philharmonic Orchestra o.l.v. Jan Latham‑Koenig

Wat een prachtige Poulenc-reis neemt pianist Mark Bebbington ons mee, altijd met een gevoel van passie en doelgerichtheid.

De onvergelijkelijke Mark Bebbington, aan wie de Britse muziek meer dan een tip van de hoed te danken heeft, richt zijn aandacht op de Fransen met een fantastische nieuwe cd van Francis Poulenc. Jan Latham-Koenig en de Royal Philharmonic zijn medewerkers in twee van de vijf concertante stukken van de meester, en hoboïst John Roberts en fagottist Jonathan Davies voegen zich bij Bebbington in opvallende uitvoeringen van twee kamermuziekwerken.

Bebbington, Latham-Koenig en de RPO-spelers zijn zo gefocust op het benadrukken van elk expressief moment van deze rijkelijk toespelende concerten, de eerste en laatste die Poulenc zou schrijven, dat beide opvallend levendig overkomen, ondanks hun talloze subtiliteiten. Te midden van de heldere texturen van het Pianoconcert wordt geen gelegenheid voor dramatische spanning verwaarloosd. In het eerste deel bijvoorbeeld, vormt en kleurt Bebbington vakkundig de gewichtige solo-akkoordprogressies die uiteenlopende reacties van het orkest oproepen, op zo'n manier dat je op het puntje van je stoel zit, nieuwsgierig naar de richting die het muzikale discours vervolgens zal nemen. Het weemoedig tedere Andante con moto baant zich een weg met onweerstaanbare kalmte en directheid. De Rondeau-finale, die afwisselt tussen ironische humor en uitbundige opgewektheid, is des te verleidelijker vanwege zijn understatement.

De elegante notities in het boekje van Nigel Simeone geven zich over aan een speciaal pleidooi voor het Concert champêtre – in opdracht van en in première gebracht door de klaveciniste Wanda Landowska – door Poulencs eigen uitvoeringen op piano zorgvuldig te documenteren. Maar als we in de toekomst nog veel van dit intrigerende stuk willen horen, zal dat waarschijnlijk op de piano zijn, aangezien de stalen instrumenten die Pleyel creëerde voor Landowska's heropleving van het klavecimbel historische anomalieën zijn geworden. Hoe dan ook, Latham-Koenig en Bebbington brengen een scherpe gevoeligheid voor klank en balans naar een uitvoering die een model is van helderheid en precisie. Bebbingtons oprechte omarming van het stuk en zijn voorliefde voor Poulencs stijl zorgen ervoor dat de incidentele archaïsering van de partituur volkomen natuurlijk lijkt.

Deskundig ensemble op een intiemer niveau rondt dit uitstekend bedachte programma af. Roberts, Davies en Bebbington vangen de gisting en nonchalance van Parijs tussen de twee wereldoorlogen levendig in het Trio uit 1926, een werk dat werd aangemoedigd door Stravinsky en opgedragen aan Falla. Maar het is Roberts en Bebbingtons diepgevoelde interpretatie van de Hobo-sonate, gecomponeerd tijdens de laatste zomer van Poulencs leven en opgedragen aan de nagedachtenis van Prokofiev, die de bekroning vormt van een opname die rijk is aan zintuiglijke bevrediging en intellectuele voeding.

The incomparable Mark Bebbington, to whom British music owes more than a tip of the hat, turns his attention to the French with a superb new CD of Francis Poulenc. Jan Latham-Koenig and the Royal Philharmonic are collaborators in two of the master’s five concertante pieces, and oboist John Roberts and bassoonist Jonathan Davies join Bebbington in striking performances of two chamber works.

Bebbington, Latham-Koenig and the RPO players are so focused on pointing up every expressive moment of these richly allusive concertos, the first and last Poulenc would write, that both emerge as strikingly vivid, despite their myriad subtleties. Amid the Piano Concerto’s pellucid textures, no occasion for dramatic tension is neglected. In the first movement, for instance, Bebbington skilfully shapes and colours the portentous solo chord progressions that elicit varied responses from the orchestra in such a way that you’re kept on the edge of your seat, eager to know what direction the musical discourse will take next. The wistfully tender Andante con moto makes its way with irresistible poise and directness. The Rondeau finale, alternating between tongue-in-cheek wit and ebullient high spirits, is all the more beguiling for its understatement.

Nigel Simeone’s elegant booklet notes indulge in some special pleading for the Concert champêtre – commissioned and premiered by the harpsichordist Wanda Landowska – by carefully documenting Poulenc’s own performances on piano. But if we’re to hear much of this intriguing piece in future, it will likely be on the piano, the steel-frame instruments that Pleyel created for Landowska’s revival of the harpsichord having become historical anomalies. In any case, Latham-Koenig and Bebbington bring keen sensitivities for sonority and balance to a performance that is a model of clarity and precision. Bebbington’s wholehearted embrace of the piece and his relish for Poulenc’s stylishness combine to make the score’s occasional archaising seem perfectly natural.

Expert ensemble on a more intimate level rounds out this superbly conceived programme. Roberts, Davies and Bebbington vividly capture the ferment and insouciance of inter-war Paris in the 1926 Trio, a work encouraged by Stravinsky and dedicated to Falla. But it is Roberts and Bebbington’s deeply felt reading of the Oboe Sonata, composed during the last summer of Poulenc’s life and dedicated to the memory of Prokofiev, that provides the capstone to a recording rich in sensual gratification and intellectual nourishment.