januari 2020


CPE Bach: Oboe Concertos

Xenia Löffler & Akademie für Alte Musik Berlin o.l.v. Georg Kallweit

De orkestrale verbeeldingskracht en flair van CPE Bach komen hier volop tot uiting in de symfonieën, terwijl Xenia Löffler uitmuntend is in de hoboconcerten.

De hoboconcerten – CPE Bach op zijn meest inschikkelijk – krijgen de hoofdprijs op de juwelenkist. Toch zijn het de twee grillig inventieve symfonieën uit het midden van de jaren 1750 die hier echt de verbeelding grijpen. Deze zijn veel minder bekend dan CPE's latere sets van Hamburgse symfonieën, maar nauwelijks minder subversief in hun gewelddadig gecomprimeerde openingsdelen. De Akademie für Alte Musik Berlin, die atletische precisie en onverschillige overgave vermengt, geniet van de kokende energie en harmonische en dynamische schokken van de muziek. Violen zwellen en spugen hectisch tegen de glinsterende hoge hoorns. Met discreet uitgebalanceerde klavecimbelondersteuning zijn CPE's karakteristieke baslijnen met herhaalde noten lenig en voortstuwend, wat altijd de nerveuze vitaliteit van de muziek versterkt. De spelers zijn evenzeer afgestemd op de zielvolle Empfindsamkeit van de langzame bewegingen, of het nu gaat om het zacht zingende Andante van de F majeur symfonie (Wq181) of het meer gestoorde Largo van de G majeur (Wq180).

Met haar zachte, ronde toon en subtiele ritmische gevoel excelleert Xenia Löffler in de meer gracieuze, 'normale' wereld van de hoboconcerten, hoewel CPE zoals altijd de vreemde desoriënterende hiatus of vreemde harmonie niet kan weerstaan. Löffler is alles wat je in dit repertoire zou kunnen vragen, fraserend en kleurend met spontane flair, een fonkelend gevoel van plezier (geen woord dat snel met CPE wordt geassocieerd) naar de finales brengend en een zingende welsprekendheid naar de langzame bewegingen. Het klagende Largo e mesto van het Bes-concert (Wq164) heeft een ontroerende, fragiele intimiteit die ik nog nooit eerder heb gehoord, met de strijkers die Löffler helemaal evenaren in gevoeligheid. Ik had de hobo idealiter minder naar voren gebalanceerd ten opzichte van het orkest willen hebben. Maar dat is een klein voorbehoud. De cd-competitie, met name in de symfonieën, is schaars. Zelfs als dat niet zo was, zou ik deze cd vol vertrouwen aanbevelen aan iedereen die zich aangetrokken voelt tot CPE's eigenzinnige fascinerende kunst.

The oboe concertos – CPE Bach at his most amenable – get prime billing on the jewel case. Yet it’s the two capriciously inventive symphonies from the mid-1750s that really grip the imagination here. These are far less familiar than CPE’s later sets of Hamburg symphonies, but hardly less subversive in their violently compacted opening movements. Mingling athletic precision and devil-may-care abandon, the Akademie für Alte Musik Berlin relish the music’s seething energy and harmonic and dynamic shocks. Violins surge and spit frenetically against the glinting high-pitched horns. With discreetly balanced harpsichord support, CPE’s characteristic repeated-note bass lines are lithe and propulsive, always enhancing the music’s nervous vitality. The players are equally attuned to the soulful Empfindsamkeit of the slow movements, whether in the gently lilting Andante of the F major Symphony (Wq181) or the more disturbed Largo of the G major (Wq180).

With her mellow, rounded tone and subtle rhythmic sense, Xenia Löffler excels in the more gracious, ‘normal’ world of the oboe concertos, though as ever CPE cannot resist the odd disorientating hiatus or alien harmony. Löffler is all you could ask in this repertoire, phrasing and colouring with spontaneous flair, bringing a twinkling sense of fun (not a word readily associated with CPE) to the finales and a singing eloquence to the slow movements. The plaintive Largo e mesto of the B flat Concerto (Wq164) has a touching, fragile intimacy I’ve never heard equalled, with the strings matching Löffler all the way in sensitivity. I would have ideally liked the oboe less forwardly balanced vis-à-vis the orchestra. But that’s a trifling reservation. The CD competition, especially in the symphonies, is sparse. Even if it weren’t, I’d confidently recommend this disc to anyone attracted to CPE’s quirkily fascinating art.