Awards Issue 2021
Ciaccona
Ilya Gringolts
Er is zowel een voortreffelijk instinct als een uitstekende vaardigheid voor nodig om zulke gevarieerde werken te verzamelen, de thematische verbanden naar voren te brengen en over te brengen, en het allemaal om te zetten in een volledig boeiend recital: Ilya Gringolts slaagt er allemaal op briljante wijze in.

Voordat ‘Ciaccona’ op mijn bureau belandde, had iemand het idee geopperd van een album met hedendaagse solovioolmuziek, geprogrammeerd naast het JS Bach-repertoire dat het inspireerde, dan had Ilya Gringolts bovenaan mijn fantasiewenslijst van mogelijke artiesten gestaan. Een volmaakte exponent van periode-uitvoeringen die eveneens bekendstaat om zijn identificatie en verdediging van het beste van de nieuwe muziek, Gringolts is niet alleen een veilige partner voor zo’n project. Hij is ook een opwindende, wat deze opname welsprekend illustreert.
De belangrijkste regel met betrekking tot deze moderne-barokke tegenstellingen is echter dat het uiteindelijk – en verfrissend – de moderne muziek is die de eerste viool mag spelen. Dus eerst hebben we de intense, nostalgie-zware Drei kleine Szenen die Heinz Holliger in 2014 schreef voor Isabelle Faust: ‘Ciacconina’ met de eis dat de violist, in Hongaarse volksstijl, een polyfoon duet aangaat met de viool, wat Gringolts doet met buitenaardse zwier; ‘Geisterklopfen’ met zijn verscheidenheid aan percussieve geluiden, lastig werk met de linkerhand en scala aan strijkarticulatie, die hier allemaal ondeugend en oorverdovend worden weergegeven; dan ‘Musette funèbre’, dat de Armeense duduk (een houten instrument met een dubbel riet) kanaliseert via melancholische zangzuchten die het octaaf in 46 tonen verdelen.
Het volgende op het menu is de virtuoze en stilistisch gevarieerde Chaconne van de Catalaanse componist Roberto Gerhard, geschreven in 1959 voor Yfrah Neaman, beginnend met een viernotenakkoord ter ere van de beroemde Bach Chaconne in d mineur, de 12 delen gebruiken Gerhardts eigen melodieuze draai aan de 12-notentechniek (en kijk naar Gringolts' boeiende boekje met aantekeningen voor een gedetailleerde maar gemakkelijk te verteren uitleg over hoe Gerhard zijn 12-notenrijen heeft bewerkt).
En dan is er ten slotte Brice Pauset's werk uit 2008 voor David Grimal, Kontrapartita. Elk van de zeven delen is geïnspireerd op een bepaald deel uit Bachs Solo Violin Partitas en Gringolts presenteert elk deel naast de bijbehorende Bach-inspiratie, waarbij het geheel wordt gespeeld op een barokke set-up. De vloeiendheid waarmee hij ons heen en weer pingpongt door de eeuwen heen voelt als een echte joyride. Ik hou bijvoorbeeld van de stoutmoedigheid waarmee hij de triomfantelijke afsluitende bloei van de Pauset Preludio naar een hoge E verkondigt, gevolgd door de kwikzilveren danspassen terwijl hij Bachs E majeur Preludio die E laat vangen en hem terug naar beneden laat tuimelen in zijn eigen uitbarsting van trompetachtige zonneschijn. De verbanden tussen elk paar zijn niet altijd zo duidelijk en dit draagt alleen maar bij aan de algehele magie. Springend naar de afsluitende Ciaccona gevolgd door Bachs D mineur Chaconne, en ik heb gemerkt dat ik de mate waarin de Paucet de Bach informeert waardeer in plaats van andersom: in Gringolts' lezingen vinden Pausets luchtige texturen, boventonen, bliksemsnelle en ragfijne runs hun weerspiegeling in Bachs luchtige articulatie en relatief up-tempo fladderende, dansende lilt. De perfecte afsluiting van een luisterervaring die even absorberend als lonend is geweest.

Prior to ‘Ciaccona’ landing on my desk, had someone mooted the idea of an album of solo violin music of today, programmed alongside the JS Bach repertoire that inspired it, then Ilya Gringolts would have been at the top of my fantasy wish list of possible artists. A consummate period-performance exponent who’s equally known for his identifying and championing of the best of new music, Gringolts isn’t just a safe pair of hands for such a project. He’s also an exciting one, which this recording illustrates eloquently.
The top line regarding these modern-Baroque juxtapositions, though, is that ultimately – and refreshingly – it’s the modern music that gets to play first fiddle. So first up we have the intense, nostalgia-heavy Drei kleine Szenen written by Heinz Holliger in 2014 for Isabelle Faust: ‘Ciacconina’ with its requirement for the violinist to engage, Hungarian folk-style, in polyphonic duet with the violin, which Gringolts does with otherworldly panache; ‘Geisterklopfen’ with its variety of percussive sounds, tricky left-hand work and array of bowing articulation, all of which is puckishly and ear-prickingly rendered here; then ‘Musette funèbre’, channelling the Armenian duduk (a double-reed wooden instrument) via melancholic singing sighs that see the octave divided into 46 tones.
Next on the menu is Catalan composer Roberto Gerhard’s virtuoso and stylistically varied Chaconne, penned in 1959 for Yfrah Neaman, beginning with a four-note chord honouring the famous Bach Chaconne in D minor, its 12 movements using Gerhardt’s own melodic spin on 12-note technique (and look to Gringolts’s engaging booklet notes for a detailed yet easily digestible lowdown on how Gerhard has worked his 12-note rows).
Then, finally, there’s Brice Pauset’s 2008 work for David Grimal, Kontrapartita. Each of its seven movements is inspired by a particular movement from Bach’s Solo Violin Partitas and Gringolts presents each movement alongside its respective Bach inspiration, playing the whole on Baroque set-up. The fluidity with which he ping-pongs us back and forth across the centuries feels like a proper joyride. I love, for instance, the boldness with which he proclaims the Pauset Preludio’s triumphant concluding flourish to a high E, followed by the quicksilver dancing steps as he has Bach’s E major Preludio catch that E and tumble it back downwards in its own burst of trumpet-like sunshine. The links between each pair aren’t always so obvious and this only adds to the overall magic. Jumping to the concluding Ciaccona followed by Bach’s D minor Chaconne, and I’ve found myself appreciating the extent to which the Paucet informs the Bach rather than the other way around: in Gringolts’s readings, Pauset’s airy textures, harmonics, lightning-fast and gossamer-weighted runs find their reflection in Bach’s airy articulation and comparatively up-tempo fluttering, dancing lilt. The perfect finish to a listening experience that’s been absorbing and rewarding in equal measure.