december 2021
Josquin Desprez: In memoria mea
Cantus Modalis; Seconda Pratica o.l.v. Rebecca Stewart
Rebecca Stewart ‘bewerkt haar magie’, zoals onze criticus het verwoordt, op een programma met oude muziek dat oprecht fris en verrassend van stijl aanvoelt. Een prachtig album.

Als je jezelf ooit hebt betrapt op het betreuren van de uniformiteit van uitvoeringsbenaderingen van vocale muziek uit de Renaissance, dan is deze cd misschien iets voor jou. Rebecca Stewart is al jarenlang een eigenzinnige stem in het veld (niet in de laatste plaats als voormalig directeur van Cappella Pratensis), die alternatieve benaderingen van tempo en vocale productie verdedigt. Hier laat ze haar eigenaardige magie op Josquin los (nou ja ... daarover later meer). De standaarddynamiek is zacht, hoewel constant toenemend en afnemend, soms op dezelfde noot. Haar zangers, met name Cappella Pratensis, klonken in het verleden strenger (nog een handelsmerk van Stewart), maar hier raken ze een sweet spot die het oor kietelt zonder irritant te worden - met uitzondering van het Benedictus van de Mis, waar de stemming ernstig uit de hand loopt.
Omdat het zo vaak wordt gedaan, is Nymphes des bois een goede testcase, en ze leveren een zeer aangrijpende uitvoering af. Ik heb een zwak voor de Absolve quaesumus, Domine die aan Josquin wordt toegeschreven, maar de anonieme setting die hier is opgenomen (gereconstrueerd door Stewart en Joep van Buchem) is een echte ontdekking, hoorbaar gemodelleerd naar het oudere stuk. De Missa Mater patris, een van de vreemdste werken uit zijn tijd, lijkt ideaal geschikt voor Stewarts doeleinden. Tempo's zijn erg ontspannen, bijna broeierig, elke tekstzin zorgvuldig en gevoelig vormgegeven (herinnerend aan Concerto Italiano's benadering van madrigalen), heerlijk blijvend op de vreemde parallelle akkoorden die een van de kenmerken van het werk zijn: het Credo staat er vol mee. Sommigen zullen de details van musica ficta verbijsterend of erger vinden, maar dit draagt bij aan de licht trippy sfeer. Ik moet Stewarts introductie van de sopraan op belangrijke punten noemen: deze veranderingen in de partituur transformeren de kleur volledig – nog een toets die indruist tegen de huidige uitvoeringspraktijk, maar die overkomt als een meesterzet. Kortom, dit is totaal anders dan elke andere opname van de mis – of iets anders dat ik in dit Josquin-jaar heb gehoord.
Daarover gesproken, het moet gezegd worden dat Josquins auteurschap van de Missa Mater patris in het bijzonder verre van zeker is, en dat de verwaandheid van het programma (namelijk, van stukken die door Josquin zijn geschreven ter nagedachtenis aan andere componisten – en, om de cirkel rond te maken, een stuk dat in zijn eigen herinnering is geschreven, misschien door Willaert) grotendeels speculatief is. Dat geldt nog meer voor de aantekeningen in het boekje, geschreven door Josquin zelf, met Stewart en van Buchem als media. Hoeveel tijd je hebt voor dit soort dingen is aan jou, en ongetwijfeld geldt hetzelfde voor de interpretaties; maar op zijn best is er echt iets magisch aan.

If you’ve ever caught yourself regretting the uniformity of performance approaches to Renaissance vocal music, this disc may be for you. Rebecca Stewart has been an idiosyncratic voice in the field for many years (not least as erstwhile director of Cappella Pratensis), championing alternative approaches to tempo and vocal production. Here she works her peculiar magic on Josquin (well … more on that later). The default dynamic is soft, though waxing and waning constantly, sometimes on the same note. Her singers, particularly Cappella Pratensis, have sounded more astringent in the past (another Stewart trademark), but here they hit a sweet spot that tickles the ear without becoming grating – with the exception of the Benedictus of the Mass, where the tuning comes seriously unstuck.
Because it’s so often done, Nymphes des bois is a good test case, and they turn in a very affecting performance. I have a soft spot for the Absolve quaesumus, Domine ascribed to Josquin, but the anonymous setting recorded here (reconstructed by Stewart and Joep van Buchem) is a real discovery, audibly modelled on the older piece. The Missa Mater patris, one of the strangest works of its time, seems ideally suited to Stewart’s purposes. Tempos are very relaxed, brooding almost, each text phrase carefully and sensitively shaped (reminiscent of Concerto Italiano’s approach to madrigals), lingering deliciously on the weird parallel chords that are one of the work’s hallmarks: the Credo is full of them. Some will find the details of musica ficta perplexing or worse, but this adds to the slightly trippy vibe. I must mention Stewart’s introduction of the soprano at key points throughout: these changes of scoring completely transform the colour – another touch that runs counter to current performance practice but which comes across as a masterstroke. In short, this is entirely different from any other recording of the Mass – or anything else I’ve heard in this Josquin year.
Speaking of which, it has to be said that Josquin’s authorship of the Missa Mater patris in particular is far from certain, and that the programme’s conceit (namely, of pieces written by Josquin in memory of other composers – and, coming full circle, a piece written in his own memory, perhaps by Willaert) is largely speculative. That’s even truer of the booklet notes, written by Josquin himself, with Stewart and van Buchem as media. How much time you have for this sort of thing is up to you, and no doubt the same goes for the interpretations; but at its best, there really is something magical here.