mei 2021
Verdi
Ludovic Tézier & Orchestra of the Teatro Comunale, Bologna o.l.v. Frédéric Chaslin
De baritonstem en interpretatieve flair van Ludovic Tézier maken dit een levendige reis door enkele van de belangrijkste Verdi-rollen waarmee hij operahuizen enthousiast maakt.

Ludovic Tézier is al bijna tien jaar lang de toonaangevende Verdi-bariton op het wereldtoneel, ook al zijn platenmaatschappijen en met name Covent Garden traag geweest met het erkennen van zijn talenten. Als zodanig is het eerste soloalbum van de Fransman minder een visitekaartje van een zanger die aan een carrière begint, dan wel een consolidatie, een demonstratie van volwassen artisticiteit.
Zoals iedereen die Tézier kent in het theater of van zijn paar uitstapjes op schijf - zijn Forza Don Carlo op dvd uit München (6/16) bijvoorbeeld, of zijn Amonasro op Warner Classics' Gramophone Award-winnende Aida (A/15), beide tegenover Jonas Kaufmann en Anja Harteros - zal weten, is zijn stem een echte Verdi. Hij is groot, genereus geformuleerd en zowel krachtig als groots, met een breed kleurenpalet dat loopt van knorrige kwelling tot aristocratische elegantie. Tézier is ook een serieuze zanger, die zich enorm inzet voor zijn vak en er veel om geeft (in een interview in een boekje noemt hij de geweldige Piero Cappuccilli als ideaal).
Het album profiteert enorm van de programmering die de nadruk legt op substantiële fragmenten, waarvan er verschillende rollen bevatten die Tézier zich eigen heeft gemaakt. De grote scène uit Forza is indrukwekkend en serieus, met het openingsrecitatief passend gemarteld. Hij is fantastisch als zowel Rodrigue als Rodrigo (we krijgen de grote sterfscène van het personage in zowel het Frans als het Italiaans), met een focus op minder theatrale dan op onberispelijke legato en onberispelijke ademhalingscontrole - Tézier is een van de weinige zangers die de grote zin die begint met 'Io morrò/Ah je meurs' in één adem uitspreekt.
Er zit een knappe toon en intensiteit in de langere Ernani-scène, en ook lichtheid in zijn 'Vieni meco'. Fords ‘È sogno, o realtà?’ is levendig en vakkundig gepunt, met de laatste zin die prachtig opent. De Traviata, Trovatore en Macbeth aria’s laten Téziers naadloze legato nog beter zien, de laatste voorafgegaan door een bijtend intens recitatief. Hij is niet minder goed in fragmenten uit Nabucco en Ballo – ‘Eri tu’ wordt met indrukwekkende kracht gebracht.
Téziers Iago is niet zo grommend als sommige anderen, maar desalniettemin een onverbiddelijk en vocaal krachtig wezen, terwijl zijn licht ingetogen acteerstijl zorgt voor een ‘Cortigiani’ die recht naar het hart snijdt, ook al opent de lyrische passage in ‘Miei signori’ (vanaf 2'24") zich niet helemaal zoals het had gekund.
Al met al is dit, met idiomatische ondersteuning van Frédéric Chaslin en het Bologna-orkest, en techniek die de stem prachtig vastlegt, zeker het beste Verdi-recital – van welk stemtype dan ook – dat in jaren, zo niet een decennium, is verschenen.

Ludovic Tézier has arguably been the leading Verdi baritone on the global stage for the best part of a decade now, even if record companies and, in particular, Covent Garden have been slow to recognise his talents. As such, the Frenchman’s first solo album is less a calling card of a singer setting out on a career than a consolidation, a demonstration of mature artistry.
As anyone familiar with Tézier in the theatre or from his few forays on disc – his Forza Don Carlo on DVD from Munich (6/16), for example, or his Amonasro on Warner Classics’ Gramophone Award-winning Aida (A/15), both opposite Jonas Kaufmann and Anja Harteros – will know, his is a true Verdi voice. It’s big, generously phrased and both forceful and grand, with a broad colouristic range running from knotty torment to aristocratic elegance. Tézier is also a serious singer, deeply engaged with and caring about his craft (in a booklet interview he cites the great Piero Cappuccilli as an ideal).
The album benefits greatly from programming that puts an emphasis on substantial extracts, several featuring roles that Tézier has made his own. The big scene from Forza is imposing and serious, with the opening recitative suitably tortured. He is superb as both Rodrigue and Rodrigo (we get the character’s big death scene in both French and Italian), offering a focus less on theatrics than on impeccable legato and immaculate breath control – Tézier is one of few singers to take the big phrase beginning ‘Io morrò/Ah je meurs’ in one breath.
There’s handsome tone and intensity in the longer Ernani scene, and also lightness to his ‘Vieni meco’. Ford’s ‘È sogno, o realtà?’ is vivid and expertly pointed, with the final phrase opening out magnificently. The Traviata, Trovatore and Macbeth arias further showcase Tézier’s seamless legato, the latter preceded by a bitingly intense recitative. He is no less fine in extracts from Nabucco and Ballo – ‘Eri tu’ is delivered with impressive force.
Tézier’s Iago is not as snarling as some but an implacable and vocally potent being nonetheless, while his slightly understated acting style makes for a ‘Cortigiani’ that cuts straight to the heart, even if the lyrical passage at ‘Miei signori’ (from 2'24") doesn’t quite open up as it might.
All in all, though, with idiomatic support from Frédéric Chaslin and the Bologna orchestra, and engineering that captures the voice handsomely, this is surely the finest Verdi recital – from any voice type – to have appeared for several years, if not a decade.