mei 2021
Elliott Carter: Ballets
Boston Modern Orchestra Project o.l.v. Gil Rose
Nog een belangrijke bijdrage aan ons begrip van moderne en Amerikaanse muziek van het Boston Modern Orchestra Project onder leiding van Gil Rose.

Het Boston Modern Orchestra Project heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de Amerikaanse muziek, en deze nieuwe cd is daarop geen uitzondering. Zelfs Elliott Carters fans zouden geen wilde claims maken over zijn twee balletten, hoewel ze cruciaal zijn voor de periode waarin hij een idioom bereikte dat 65 jaar creativiteit kon volhouden – elk op zich toegankelijk en aantrekkelijk.
Beide balletten werden geïnitieerd door Lincoln Kirstein, die later toegaf dat hij Carter meer kende als klassiek geleerde dan als componist. De orkestrale première van Pocahontas in 1939 was niet het succes dat de 30-jarige componist had verwacht, maar onder Gil Rose's scherpzinnige leiding verraadt de partituur weinig van de textuurdikte waarvoor het werd bekritiseerd: de amalgaam van invloeden van mensen als Hindemith en Prokofiev als passend bij het conflict tussen indianen en Engelse kolonisten, evenals bij de tedere, maar noodlottige verbintenis tussen de gelijknamige prinses en John Rolfe. Twee afleveringen die waren weggelaten voor de suite uit 1941 zijn nu voor het eerst in acht decennia te horen, wat de directheid en welsprekendheid van Carters oorspronkelijke conceptie nog eens onderstreept.
De volledige partituur van The Minotaur is misschien niet geheim gebleven, hoewel de mislukking in 1947 even acuut was - Balanchine liet het project vallen om in Parijs te werken, waarbij zijn schijnbare afkeer van de muziek waarschijnlijk een rol speelde. Carter ruilt de onsamenhangende expressieve contrasten van zijn eerdere ballet in voor een naadloze wisselwerking tussen letterlijke weergave en atmosferische evocatie van het legendarische scenario dat nooit minder dan effectief is. De relatieve onpersoonlijkheid die ontstaat tussen zijn gedurfde Pianosonate en baanbrekende Cellosonate is minder een mislukking dan een pragmatisch compromis dat zelf te subtiel bleek voor zowel luisteraars als critici om te waarderen.
Rose brengt de scherpzinnigheid en het pathos van deze partituur tastbaarder over dan Gerard Schwarz in zijn fijn gespeelde, maar emotioneel afstandelijke verslag. Misschien was het een kwestie van timing, aangezien Pocahontas op hetzelfde moment verscheen als Billy the Kid van Copland en The Minotaur, vlak voor Orpheus van Stravinsky, maar als je ze opnieuw hoort, kun je de betekenis van wat David Schiff op gedenkwaardige wijze omschreef als ‘de verbindingen tussen de laat uitgekomen rups en de langlevende vlinder’, opnieuw beoordelen.

The Boston Modern Orchestra Project has been making a signal contribution to American music, with this new disc no exception. Not even Elliott Carter’s devotees would make wild claims for his two ballets, though they are crucial to that period when he arrived at an idiom capable of sustaining 65 years of creativity – each being approachable and appealing in its own right.
Both ballets were instigated by Lincoln Kirstein, who later admitted he knew Carter more as classics scholar than composer. The orchestral premiere of Pocahontas in 1939 was not the success its 30-year-old composer might have expected, yet under Gil Rose’s astute direction its scoring betrays little of that textural thickness for which it was criticised: the amalgam of influences from such as Hindemith and Prokofiev as apposite to the conflict between Native Americans and English settlers as to the tender if fateful union between the eponymous princess and John Rolfe. Two episodes cut for the 1941 suite are now heard for the first time in eight decades, further underlining the immediacy and eloquence of Carter’s original conception.
The complete score of The Minotaur may not have remained under wraps, though its failure in 1947 was equally acute – Balanchine abandoning the project to work in Paris, his seeming dislike for its music likely playing a part. Carter swaps the disjunct expressive contrasts of his earlier ballet for a seamless interplay between literal depiction and atmospheric evocation of its fabled scenario that is never less than effective. Its relative impersonality coming between his audacious Piano Sonata and groundbreaking Cello Sonata is less a failing than a pragmatic compromise that itself proved too subtle either for first-time listeners or critics to appreciate.
Rose conveys the incisiveness and pathos of this score more tangibly than Gerard Schwarz in his finely played if emotionally aloof account. Maybe it was a matter of timing, Pocahontas appearing at the same time as Copland’s Billy the Kid and The Minotaur just before Stravinsky’s Orpheus, but hearing them afresh enables due reassessment of what David Schiff memorably describes as those ‘links between the late-hatched caterpillar and the long-lived butterfly’.