februari 2021
Bruckner: Latin Motets
Latvian Radio Choir o.l.v. Sigvards Kļava
Het veelgeprezen Letse Radiokoor, hun geluid zo onmiddellijk suggestief en emotioneel, brengt ons prachtige Bruckner uit de sfeervolle akoestiek van de kathedraal van Riga.

De nieuwste opname van Sigvards Kļava met het Letse Radiokoor bevat niet alleen eersteklas uitvoeringen van enkele van Bruckners bekendere motetten, maar ook een aantal van zijn zelden gehoorde vroege werken. Bruckner werkte als assistent-docent in Kronstorf toen hij de Kronstorfer Mis schreef, ook bekend als de ‘Mis zonder Gloria en Credo’, ergens tussen 1843 en 1844. Dit melodieuze, contemplatieve werk duurt slechts zes minuten en laat de componist, nog geen 21, vol vertrouwen schrijven voor onbegeleide stemmen en experimenteren met onorthodoxe modulaties. Het levendige en hartelijke Libera me in F, gecomponeerd voor koor en orgel, dateert ook uit deze tijd. De collectie bevat ook vier verschillende versies van Tantum ergo, waaronder de C majeur-zetting uit de set van vier aangeduid als WAB41, voltooid door Bruckner in 1846 aan het begin van zijn verblijf in het St. Florian-klooster.
De rest van de collectie bestaat uit werken uit Bruckners volwassenheid, variërend van het prachtige Ave Maria uit 1861 tot het laatste van de motetten, Vexilla regis, voltooid in 1892. Deze stukken zijn al meerdere keren eerder opgenomen, maar de ongedwongen natuurlijke expressiviteit van de zang en de nauwkeurigheid van de intonatie op alle dynamische niveaus plaatsen deze nieuwe versie heel dicht bij de top van de lijst. Een van de beste uitvoeringen is die van Tota pulchra es, die een gevoel van onuitsprekelijke tijdloosheid communiceert bij de opening en een gevoel van enorme majesteit bij het door het orgel ondersteunde hoogtepunt. Even indrukwekkend is het verslag van Virga Jesse, met zijn etherische kreten van ‘in se’ gezongen door de sopranen en zachtjes geëchood door de rest van het koor. Momenten als deze blijven lang in het geheugen hangen. De uitstekende opname, gemaakt in de kathedraal van Riga, past perfect bij de uitvoeringen.

Sigvards Kļava’s latest recording with the Latvian Radio Choir features not only first-rate performances of some of Bruckner’s better-known motets but also a number of his infrequently heard early works. Bruckner was working as an assistant teacher in Kronstorf when he wrote the Kronstorfer Mass, also known as the ‘Mass without Gloria and Credo’, some time during 1843 and 1844. Lasting only six minutes, this melodious, contemplative work finds the composer, not yet 21, confidently writing for unaccompanied voices and experimenting with unorthodox modulations. The lively and warm-hearted Libera me in F, composed for choir and organ, also dates from this time. The collection also includes four different versions of Tantum ergo, including the C major setting from the set of four designated WAB41, completed by Bruckner in 1846 at the beginning of his stay at St Florian Monastery.
The remainder of the collection comprises works from Bruckner’s maturity, ranging from the exquisite Ave Maria of 1861 to the last of the motets, Vexilla regis, completed in 1892. These pieces have been recorded multiple times before, but the unforced natural expressivity of the singing as well as the accuracy of the intonation at all dynamic levels puts this new version very near the top of the list. Among the finest of the performances is that of Tota pulchra es, which communicates a feeling of ineffable timelessness at the opening as well as a sense of tremendous majesty at the organ-supported climax. Similarly impressive is the account of Virga Jesse, with its ethereal calls of ‘in se’ sung by the sopranos and gently echoed by the rest of the choir. Moments such as these linger long in the memory. The excellent recording, made in Riga Cathedral, suits the performances perfectly.