februari 2021


Mark Simpson: Geysir - Mozart: Serenade No. 10 in B-Flat Major, K. 361

Mark Simpson

Opnieuw een prachtige ‘Gran Partita’, uit een bijzonder indrukwekkende bezetting, wordt hier voorafgegaan door een prachtig vormgegeven werk van componist en klarinettist Mark Simpson voor dezelfde krachten.

‘Glorieus en groots, magnifiek en subliem’, luidde een hedendaags oordeel over Mozarts Gran Partita, muziek die de 18e-eeuwse traditie van blaasmuziek bekroont en overstijgt. In latere eeuwen inspireerde dit weelderige banket van een stuk blaasserenades van Dvořák, Richard Strauss (zijn twee late sonatines) en anderen. Onlangs kreeg de Britse componist en klarinettist Mark Simpson van de Britten Sinfonia de opdracht om een ​​kort partnerwerk te maken voor de Gran Partita, waarbij hij dezelfde krachten gebruikte van 12 blaasinstrumenten plus contrabas.

Simpson voegde de titel Geysir – het IJslandse woord voor ‘geiser’ – alleen toe op voorstel van de opdrachtgever, Simon Holt. Maar het vat een werk samen dat begint in gespannen, dreigende stilte, dan langzaam opbouwt naar een verpletterende uitbarsting voordat het in lichtgevend mysterie verdwijnt. De ‘borrelende’ klarinetten in Variatie 5 van Mozarts voorlaatste deel vormden het signaal voor het ondergrondse gemompel van Geysir’s opening, maar Simpsons kokende, pulserende muzikale landschap, dat gewelddadige extremen van textuur, register en dynamiek omarmt, exploiteert het potentieel van het ensemble op manieren die Mozart nooit had kunnen bedenken. Door de vier hoorns veel rijkelijker te gebruiken, beweegt Simpsons klankwereld zich tussen het duistere, schreeuwerige en (aan het einde) het etherische. Op het vulkanische hoogtepunt schreeuwen hobo en klarinet scherp hoog boven wervelende klanken, ‘als een ouderwetse ketel die woest kookt’, zoals Benjamin Poore het in zijn verhelderende noot zegt.

Simpson vat Geysir, met enige understatement, samen als ‘een vlaag van kleur en harmonische verschuivingen’. Zijn elitespelers, onder leiding van hoboïst Nicholas Daniel en de componist zelf, doen hem eer aan, in een uitvoering van risicovolle virtuositeit, opgenomen in de ideale ambiance van Saffron Hall. Ze zijn net zo overtuigend in de meer gezellige wereld van de Gran Partita, een werk dat, op schijf althans, zelden faalt om het beste in zijn spelers naar boven te halen. Met heldere ritmes en puntige accenten brengen ze de martiale achtergrond van het openings-Allegro naar voren. Beide menuetten zijn helder en veerkrachtig, hun contrasterende trio's goed gekarakteriseerd (ik hield van de prominente aanwezigheid van de rokerige bassethoorn in het eerste trio van het eerste menuet); en de variaties zijn verrukkelijk levendig, van de speelse buffo-grapjes van Var 1 tot de klaaglijke hobo over golvende klarinetten en bassethoorns in Var 5.

In hun geweldige recente opname brengen de blaassolisten van het Concertgebouw (BIS, 1/21) een meer opera-achtige expressiviteit en een onderstroom van verstoring naar het beroemde Adagio. Maar op hun iets koelere manier zijn Daniel, Simpson en bassethoornist Oliver Pashley nauwelijks minder overtuigend, ze sluiten naadloos aan en laten Mozarts lange melodieuze overspanningen over de maatstrepen zweven. In een overvolle catalogus houdt deze nieuwe Gran Partita zich meer dan staande. Maar de doorslaggevende factor voor velen zal Mark Simpsons metgezelstuk zijn: een tour de force van blaaskleur en zorgvuldig gecontroleerde spanning die onmiddellijk impact heeft en bij herhaalde luisterbeurten steeds meer onthult.

‘Glorious and grand, magnificent and sublime’, ran a contemporary verdict on Mozart’s Gran Partita, music that both crowns and transcends the 18th-century tradition of wind-band music. In later centuries this sumptuous banquet of a piece inspired wind serenades by Dvořák, Richard Strauss (his two late sonatinas) and others. Most recently, British composer and clarinettist Mark Simpson was commissioned by the Britten Sinfonia to create a short partner work to the Gran Partita, using the same forces of 12 winds plus double bass.

Simpson only added the title Geysir – the Icelandic word for ‘geyser’ – at the suggestion of the dedicatee, Simon Holt. But it encapsulates a work that begins in tense, threatened stillness, then builds slowly to a shattering eruption before subsiding in luminous mystery. The ‘bubbling’ clarinets in Variation 5 of Mozart’s penultimate movement provided the cue for the subterranean murmurings of Geysir’s opening but Simpson’s seething, pulsating musical landscape, embracing violent extremes of texture, register and dynamics, exploits the ensemble’s potential in ways undreamt of by Mozart. Using the four horns far more lavishly, Simpson’s sound world veers between the darkly lurid, the garish and (at the close) the ethereal. At the volcanic climax, oboe and clarinet shriek acridly high above swirling flurries of sound, ‘like an old-fashioned kettle at a furious boil’, as Benjamin Poore puts it in his illuminating note.

Simpson sums up Geysir, with some understatement, as ‘a flurry of colour and harmonic shifts’. His elite players, led by oboist Nicholas Daniel and the composer himself, do him proud, in a performance of risk-taking virtuosity, recorded in the ideal ambience of Saffron Hall. They are just as convincing in the more companionable world of the Gran Partita, a work that, on disc at least, rarely fails to elicit the best in its players. With crisp rhythms and pointed accents they bring out the martial background of the opening Allegro. Both Minuets are bright and bouncy, their contrasting Trios well characterised (I loved the prominence of the smoky basset-horn in the first Trio of the first Minuet); and the variations are delightfully vivid, from the frisky buffo banter of Var 1 to the keening oboe over undulating clarinets and basset-horns in Var 5.

In their superb recent recording, the wind soloists of the Concertgebouw (BIS, 1/21) bring a more operatic expressiveness, and an undercurrent of disturbance, to the famous Adagio. But in their slightly cooler way Daniel, Simpson and basset-hornist Oliver Pashley are hardly less persuasive, dovetailing seamlessly and floating Mozart’s long melodic spans across the bar lines. In a teeming catalogue, this new Gran Partita more than holds its own. But the clinching factor for many will be Mark Simpson’s companion piece: a tour de force of wind colour and carefully controlled tension that makes an immediate impact and reveals more and more on repeated hearings.