augustus 2022


Oh, ma belle brunette

Reinoud Van Mechelen & A Nocte Temporis

Barokke pastorale charme van Reinoud Van Mechelen, wiens tenorstem de luisteraar zowel gratie als intimiteit biedt terwijl we ontsnappen in een wondere wereld van zang.

Rijke voorstellingen van het pastorale leven worden soms afgedaan als grilligheid, vooral wanneer de leden van de adel zich voordeden als herders. Ik had ook lang aangenomen dat hier sprake was van een gevoeligheid die enigszins buiten mijn bereik lag, totdat mijn eigen middelbare leeftijd me overviel en ik mezelf betrapte op het googelen van digitale detoxvakanties voor uitgeputte middenmanagers. Niet, zo bleek, een miljoen mijl verwijderd van het vluchtige escapisme van een brunette, wat een fantasie is van het eenvoudige leven en het potentieel voor ongecompliceerde liefde. Maar op deze opname heeft wat ik had verwacht een eenvoudig, rustiek escapisme te zijn, een gevoelige snaar geraakt, grotendeels vanwege de glorieus tedere en intieme uitvoeringen.

Makkelijke liedjes, eenvoudige gevoelens eenvoudig gezongen door een gemakkelijke stem. Maar wat een stem! Ik ben diep onder de indruk van Reinoud Van Mechelen, zo duidelijk een protegé van Le Jardin des Voix's krachtpatser voor jonge zangers. Als je zijn soepel charmante haute-contre nog niet kent, maak dit album dan je startpunt. Hij heeft een glinsterende gratie in het hoge register die ergens tussen tenor Mark Padmore en countertenor Gérard Lesne in zit, afgemaakt met een intieme en sensuele dictie die deze nummers laat sprankelen. Hij is ook bijzonder goed in half gefluisterde terzijdes, zoals de derde strofe van de opening ‘Où êtes-vous allé, mes belles amourettes’.

A Nocte Temporis zijn gevoelige begeleiders: hun kolkende, hunkerende toon in ‘Le beau berger Tircis’ is aangrijpend intiem. Maar voor mij is een uitschieter de karaktervol querulante musette de cour van Cochereau’s ‘Plaignez-vous ma Muzette’, gespeeld door Anna Besson, wiens traversospel in ‘L’autre jour ma Cloris’ het tegenovergestelde is: licht, vrolijk en onschuldig. Ik heb het gevoel dat het luisteren naar deze liederen een grote bijdrage zal leveren aan het beantwoorden van de beroemde vraag die gesteld wordt in Molières Le bourgeois gentilhomme: ‘Pourquoi toujours des bergers?’ (‘Waarom altijd herders?’).

Prolific representations of pastoral life are sometimes dismissed as whimsy, especially when the members of the nobility were masquerading as shepherds. I too had long assumed that here was a sensibility slightly beyond my grasp until my own middle age crept upon me and I found myself googling digital detox holidays for exhausted middle-managers. Not, it turns out, a million miles away from the fleeting escapism of a brunette, which is a fantasy of the simple life and its potential for uncomplicated love. Yet on this recording, what I had expected to be simple rustic escapism has touched a nerve, largely due to the gloriously tender and intimate performances.

Easy songs, simple sentiments simply sung by an easy voice. But what a voice! I’m deeply impressed with Reinoud Van Mechelen, so clearly a protégé of Le Jardin des Voix’s powerhouse for young singers. If you haven’t heard his smoothly charming haute-contre then do make this album your starting point. He has a shimmering grace in the high register that sits somewhere between tenor Mark Padmore and countertenor Gérard Lesne, topped off by an intimate and sensual diction that makes these songs sparkle. He’s also particularly good at half-whispered asides, such as the third stanza of the opening ‘Où êtes-vous allé, mes belles amourettes’.

A Nocte Temporis are sensitive accompanists: their churning, yearning tone in ‘Le beau berger Tircis’ is grippingly intimate. But, for me, a standout is the characterfully querulous musette de cour of Cochereau’s ‘Plaignez-vous ma Muzette’, played by Anna Besson, whose traverso playing in ‘L’autre jour ma Cloris’ is the opposite: light, joyful and innocent. I am left feeling that enjoyment of these songs will go a long way towards answering that famous question posed in Molière’s Le bourgeois gentilhomme: ‘Pourquoi toujours des bergers?’ (‘Why always shepherds?’).