juni 2022
A Room of Mirrors
Emiliano Gonzalez Toro, Zachary Wilder & Ensemble I Gemelli
Vanaf het openingsnummer houden Emiliano Gonzalez Toro, collega-tenor Zachary Wilder en Ensemble I Gemelli ons in de greep van onweerstaanbaar musiceren.

De spiegel – het glas van waarheid of bedrog, dat een tweeling-zelf of een duistere dubbelganger onthult – is het intrigerende thema achter het onweerstaanbare debuutalbum op het nieuwe label van de Zwitserse tenor Emiliano Gonzalez Toro, Gemelli Factory.
‘A Room of Mirrors’ brengt Toro en zijn eigen Ensemble I Gemelli samen met collega-tenor Zachary Wilder voor een twee-voor-de-prijs-van-één-avontuur dat meer Shakespeareaanse komedie is dan filosoferen in de stijl van ‘Der Doppelgänger’. De twee tenoren zijn de tweelingen in een muzikaal drama dat zich verheugt in verrassingen en plotselinge toonveranderingen, en nu eens een omslachtige muzikale farce opdienen (toonhoogtebuigingen en -dalingen samen met jeugdig verlangen in Marini's visie van een oude vrouw in de liefde, La vecchia innamorata), dan weer gevangen in een lyrische omhelzing (Fransesco Turini's sensuele Dove ten'vai), dan weer felle rivalen in een uitzinnig duel van zestiende noten (Folgori Giove, Galeazzo Sabbatini).
Maar deze muzikale tweelingen zijn verre van identiek. Wilders delicate, jongensachtige instrument dartelt en zweeft, lenig en helder, terwijl Gonzalez Toro's rokerige toon de breedte en warmte levert - de hoorn aan Wilders hobo. Soms is het echter moeilijk om ze uit elkaar te houden, terwijl ze in en uit elkaar weven: een sonische trompe l’œil die spelletjes speelt met onze oren.
En dan is er nog de band, I Gemelli, wiens bijdragen misschien woordeloos zijn, maar waarvan de betekenis altijd precies is: nu eens spottend en sarcastisch in een uitbundige dans, dan weer ingetogen intimiteit in een luitlied. Het is een leger van generaals, maar zelfs in dit gezelschap valt Rodrigo Calveyra, die zich beweegt tussen blokfluit en cornetto, op door zijn duizelingwekkende virtuositeit.
Het is moeilijk om Monteverdi's schaduw te negeren in deze muzikale spiegelzaal - vaak net uit de hoek van je oog opgevangen in stijl of tekst. De openingsmelodie Damigella tutta bella is bijvoorbeeld niet van hem, maar van Vincenzo Calestani (en wat een zinger is het, met zijn duizelingwekkende driedubbele maatritmes en speelse instrumentale solo's), terwijl er meer dan een echo van Zefiro torna is in Annibale Gregori's levendige ciaccona Mai non disciolgasi.
Dubbels en echo's nemen vele vormen aan, imitatieve hommage is daar niet de minste van. Dit liefdevolle muzikale eerbetoon – aan wederzijds talent, aan muzikale voorouders en aan geliefden die voor altijd met elkaar verbonden zijn in gedeelde emotie – viert ze allemaal. Wat een genot.

The mirror – glass of truth or deception, revealing a twin-self or a dark double – is the intriguing theme behind the irresistible first album on Swiss tenor Emiliano Gonzalez Toro’s new label, Gemelli Factory.
‘A Room of Mirrors’ brings Toro and his own Ensemble I Gemelli together with fellow tenor Zachary Wilder for a two-for-the-price-of-one adventure that’s more Shakespearean comedy than ‘Der Doppelgänger’-style philosophising. The two tenors are the twins in a musical drama that delights in surprises and sudden shifts of tone, now serving up knockabout musical farce (pitch bends and droops along with youthful desire in Marini’s vision of an old woman in love, La vecchia innamorata), now locked in a lyrical embrace (Fransesco Turini’s sensual Dove ten’vai), now fierce rivals in a frenzied duel of semiquavers (Folgori Giove, Galeazzo Sabbatini).
But these musical twins are far from identical. Wilder’s delicate, boyish instrument darts and floats, nimble and bright, while Gonzalez Toro’s smokier tone supplies the breadth and warmth – the horn to Wilder’s oboe. At times, though, as they weave in and out of one another it’s hard to tell them apart: a sonic trompe l’œil that plays games with our ears.
And then there’s the band, I Gemelli, whose contributions might be wordless but whose meaning is always precise: now mocking and sardonic in a riotous dance, now all understated intimacy in a lute song. It’s an army of generals, but even in this company Rodrigo Calveyra, moving between recorder and cornetto, stands out for his dizzying virtuosity.
It’s hard to ignore Monteverdi’s shadow in this musical hall of mirrors – often glimpsed just out of the corner of your eye in style or text. The opening Damigella tutta bella, for example, belongs not to him but to Vincenzo Calestani (and what a zinger it is, with its giddy triple-time rhythms and playful instrumental solos), while there’s more than an echo of Zefiro torna to Annibale Gregori’s lively ciaccona Mai non disciolgasi.
Doubles and echoes take many forms, imitative homage not least among them. This affectionate musical tribute – to mutual talent, to musical forebears and to lovers forever twinned in shared emotion – celebrates them all. What a delight.