juni 2022
Saint-Saëns: Works for Piano & Orchestra
Alexandre Kantorow & Tapiola Sinfonietta o.l.v. Jean-Jacques Kantorow
Opnieuw een voltooiing van een concerto, en eentje die precies onthult waarom Alexandre Kantorow op de cover van dit nummer prijkt.

Het vooruitzicht op een opname van een van Saint-Saëns’ werken voor piano en orkest is altijd een genot. Je weet dat je een uur of langer muziek te wachten staat die de geesten optilt met zijn joie de vivre en onuitputtelijke voorraad aan memorabele ideeën. Het vooruitzicht wordt deze keer versterkt door dezelfde solist, orkest en dirigent die ons Concertos Nos 3, 4 en 5 gaven in de lang vervlogen dagen van vóór de pandemie, een fantastische cd die de onderscheiding van een Editor’s Choice (6/19) won.
Deze zou dezelfde kant op moeten gaan, ondanks wat bedenkingen over het eerste deel van Pianoconcert nr. 2. Natuurlijk is er meer dan één manier om dergelijke verzoeken te interpreteren, zoals andante sostenuto en ad libitum (voor de solopassage waarmee het werk begint) en crotchet=54 (voor de entree van het orkest), maar de Kantorows, vader en zoon, nemen beide secties veel te zwaar op. Misschien speelde Alexandre te veel Brahms (ik merk op dat het g-kleine concert het enige werk was dat hier in 2021 is opgenomen; de rest komt uit sessies in 2018 en 2020). Ook na de cadens, op 8'06", slaat de piano een lage octaaf B natural aan, gevolgd door een zestiende rust. In wat een montagefout zou kunnen zijn, stopt de muziek gewoon; vier maten later is er een aanval van de rechterhandoctaaf, gemarkeerd als agitatissimo. Dat is het hier zeker niet. Het eindresultaat is een eerste deel dat bijna tweeënhalve minuut langer duurt dan de benchmarkverslagen van Darré, Hough, Chamayou en de jonge Benjamin Grosvenor. Het populaire Scherzo-deel is fantastisch en de finale wordt genomen met een opwindende echte presto (hoewel er een ongeplande meno mosso-aanpassing is op 2'02", net na fig D).
Geen van deze momenten is belangrijk genoeg om iemands plezier in het musiceren te bederven. Integendeel. Er is een voelbare uitbundigheid en vreugde in de manier waarop deze werken overkomen, en dat geldt zeker voor de vier concertante werken voor piano en orkest, de bruisende Wedding Cake caprice, Rhapsodie d’Auvergne (een vroeg gebruik van het Franse volkslied, jaren voor d’Indy en Canteloube), Allegro appassionato (niet het bekendere werk voor cello met dezelfde titel) en Africa (wie anders gebruikte Noord-Afrikaanse volksmuziek in die tijd?).
Het album bevat ook het jammerlijk verwaarloosde Pianoconcert nr. 1, met zijn openingshoornsignaal dat ons doet denken aan het einde van Chopins Tweede Pianoconcert. Als de meeslepende finale je niet boeit, probeer dan het spookachtige langzame deel met zijn vooruitziende passages, niet alleen van zijn opvolger, maar ook van het soort impressionistische schrijfstijl dat Ravel met een halve eeuw vooruitloopt.
Het is een geweldig programma – uniek voor een enkele cd, voor zover ik weet – met een speelduur van 85 minuten, en nog een pluim op de hoed van de begaafde solist en zijn partners. De opname biedt een voorbeeldige balans tussen piano en orkest in een realistische akoestiek, en wordt geleverd met een goed boekje – maar was de originele versie van het Tweede Concert echt voor pedaalpiano?

The prospect of a recording of any of Saint-Saëns’s works for piano and orchestra is always a delightful one. You know you are in for an hour or more of music that lifts the spirits with its joie de vivre and inexhaustible supply of memorable ideas. The prospect is enhanced, on this occasion, by the same soloist, orchestra and conductor who gave us Concertos Nos 3, 4 and 5 back in the long-ago pre-pandemic days, a superb disc that won the accolade of an Editor’s Choice (6/19).
This one should be heading the same way, despite some reservations about the first movement of Piano Concerto No 2. Of course, there is more than one way of interpreting such requests as andante sostenuto and ad libitum (for the solo passage that begins the work) and crotchet=54 (for the orchestra’s entry), but the Kantorows, father and son, take both sections far too ponderously. Perhaps Alexandre had been playing too much Brahms (I note that the G minor Concerto was the only work here recorded in 2021; the remainder come from sessions in 2018 and 2020). Also, after the cadenza, at 8'06" the piano hits a low octave B natural followed by a semiquaver rest. In what might be an editing error the music simply stops; four bars later, there is a right-hand octave onslaught marked agitatissimo. It certainly is not that here. The end result is a first movement that lasts nearly two and a half minutes longer than benchmark accounts by Darré, Hough, Chamayou and young Benjamin Grosvenor. The popular Scherzo movement is superb, and the finale is taken at an exciting true presto (though there is an unscheduled meno mosso adjustment at 2'02", just after fig D).
None of these moments is significant enough to mar one’s enjoyment of the music-making. Quite the opposite. There is a palpable exuberance and joy in the way these works come across, none more so in the four concertante works for piano and orchestra, the effervescent Wedding Cake caprice, Rhapsodie d’Auvergne (an early use of French folk song, years ahead of d’Indy and Canteloube), Allegro appassionato (not the better-known work for cello with the same title) and Africa (who else was using North African folk music at this time?).
The album also includes the woefully neglected Piano Concerto No 1, with its opening horn call reminding us of the end of Chopin’s Second Piano Concerto. If the rousing finale doesn’t hook you, then try the haunting slow movement with its prescient passages not only of its successor but of the kind of impressionistic writing that anticipates Ravel by half a century.
It’s a terrific programme – unique for a single disc, so far as I know – clocking in at 85 minutes, and another feather in the cap of the gifted soloist and his partners. The recording offers an exemplary balance between piano and orchestra in a realistic acoustic, and comes with a good booklet – but was the original version of the Second Concerto really for pedal piano?