mei 2022


Sempiternam - Choral Music from Rhonda Clarke

State Choir Latvija o.l.v. Māris Sirmais

Dit is de tweede release van het Métier-label gewijd aan de muziek van Rhona Clarke en combineert op perfecte wijze de koormuziek van de componist met de rijkelijk resonerende klank van het voortreffelijke Staatskoor Latvija.

Deze release verzamelt 30 jaar aan koormuziek van een van Ierlands meest geliefde componisten en docenten. Het is Rhona Clarkes tweede portretalbum op Métier, na ‘A Different Game’ (5/17) van het Fidelio Trio, een cd met pianotrio's; Clarke werkt goed samen met het State Choir Latvija en claimt hiermee een belangrijke componist van koormuziek te zijn.

Tijdens haar promotieonderzoek en daarna was Clarke een actieve koorzangeres, wat blijkt uit haar idiomatische stijl en voorkeur voor Latijnse tekst. Clarke heeft gezegd dat ze Latijn beschouwt als de ideale taal om te zingen, en haar Latijnse tekstzettingen vermaken zich met lange klinkergeluiden, vaak gecombineerd met melismatisch contrapunt en elementen uit de vroege muziek. O vis aeternitatis, dat een tekst van Hildegard zet, is een voorbeeld, met textuurcontrasten tussen open en gesloten harmonieën naast dramatische glissando's en gezongen spraak. De Twee Mariale volksliederen, met hun modale modernisme en contrasterende perspectieven op het goddelijke, lichten een hoed op voor Messiaen. In de enthousiaste lezing van het eerste lied door het Staatskoor Latvija zijn de oproep en antwoorden helder en verweven stemmen verbergen nooit de leesbaarheid van de tekst. Het tweede lied daarentegen is een serene spoeling van soepele homofonie gebaseerd op aanhoudende grote seconden en zachte dissonanten. Het middelpunt van het programma is Clarke's 20 minuten durende versie van de Requiemmis, gecomponeerd aan het begin van de pandemie, waarin de expressieve intensiteit van de modernistische Lux aeterna contrasteert met de meer verheven Pie Jesu, met hints van Fauré die in het laatste doorschemeren.

De andere hoofddraad is een affiniteit met de Britse koortraditie. De Three Carols on Medieval Texts zijn eenvoudig in melodie, metrum en textuur: in ‘Glad and blithe’ wisselen verdubbelingen van de melodie af met homofone koraal; ‘Lullay, my pleasing’ is een strofisch mineurtoonsoortlied; terwijl ‘Make we merry’ is zoals het klinkt – een opzwepend, ritmisch lied dat pentatonische en mixolydische contouren volgt. The Old Woman, een bewerking van een kinderrijmpje, bevat gezang en handgeklap, terwijl A Song for St Cecilia’s Day Dryden op de plaat zet. ‘From harmony, from heav’nly harmony, / This universal frame began’, zingt het koor in de laatste – een couplet dat een motto zou kunnen zijn voor deze uitnodigende opname.

This release collects 30 years’ worth of choral music by one of Ireland’s most cherished composers and teachers. It is Rhona Clarke’s second portrait album on Métier, following the Fidelio Trio’s ‘A Different Game’ (5/17), a disc of piano trios; teaming up well with the State Choir Latvija, Clarke here stakes a claim as a significant composer of choral music.

During her PhD studies and beyond, Clarke was an active chorister, which shows in her idiomatic style and favouring of Latin text. Clarke has said she considers Latin the ideal language for singing, and her Latin text-settings leisure in long vowel sounds, often combined with melismatic counterpoint and early music elements. O vis aeternitatis, setting a text by Hildegard, is one example, with textural contrast between open and closed harmonies alongside dramatic glissandos and chanted speech. The Two Marian Anthems, with their modal modernism and contrasting perspectives on the divine, tip a hat to Messiaen. In the State Choir Latvija’s enthusiastic reading of the first song, the call and responses are clarion bright and intermeshed voices never hide the text’s legibility. The second song, by contrast, is a serene wash of smooth homophony based on sustained major seconds and gentle dissonances. The programme’s centrepiece is Clarke’s 20 minute-long setting of the Requiem Mass, composed early in the pandemic, wherein the modernist Lux aeterna’s expressive intensity contrasts with the more august Pie Jesu, with hints of Fauré peeking through in the latter.

The other main thread is an affinity with the British choral tradition. The Three Carols on Medieval Texts are straightforward in melody, metre and texture: in ‘Glad and blithe’, doublings of the melody alternate with homophonic chorale; ‘Lullay, my liking’ is a strophic minor-key song; while ‘Make we merry’ is as it sounds – a rousing, rhythmic song tracing pentatonic and mixolydian contours. The Old Woman, a setting of a children’s rhyme, features chanting and handclaps, while A Song for St Cecilia’s Day sets Dryden. ‘From harmony, from heav’nly harmony, / This universal frame began’, the choir sings in the latter – a couplet that could be a motto for this inviting recording.