april 2022


Vivaldi: 12 Concertos, Op. 3

Concerto Italiano o.l.v. Rinaldo Alessandrini

‘Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst zo genoten heb van een Vivaldi-album’, schrijft Charlotte Gardner: ontdek het zelf!

We zijn tegenwoordig zo bekend met Vivaldi dat we gemakkelijk vergeten wat een impact zijn eerste set concerten, L’estro armonico, had toen het in 1711 in Amsterdam werd gepubliceerd – de eerste volledige hit ter wereld van die nu direct herkenbare taal van snelle akkoordwisselingen, krachtige ritmes en scherpe dynamische verschuivingen. En dan was er nog de titel, die harmonie combineerde met estro – ‘poëtische woede’ of ‘impuls van het vermogen tot verbeelding’ – in een tijdperk waarin ‘12 Concerten voor drie violen en continuo’ over het algemeen zo sexy was als beschrijvingen maar konden zijn. Geen wonder dat Bach, met zijn nieuwsgierigheid naar stilistische ontwikkelingen buiten zijn directe omgeving en zijn voorliefde voor het rekken van zijn eigen compositorische spieren, deze werken al snel zag als rijp voor klavierbewerking. Wat nog verrassender is, is dat er niet meer opnames zijn geweest zoals deze van Concerto Italiano en Rinaldo Alessandrini, die Vivaldi's set presenteren naast zijn zes Bachiaanse bewerkingen, waarbij elke transcriptie direct volgt op zijn Venetiaanse moederconcert. Dat maakt niet uit, want dit dubbel-cd-aanbod is zo goed dat het voelt als de enige set die iemand ooit nodig zou hebben.

Het ensemblegeluid zelf van Concerto Italiano is warm, lenig en opgewekt, en bewandelt een perfecte lijn van slim ritmisch en dramatisch strak zijn, terwijl elegantie en flow behouden blijven, zonder overdreven te zijn. Er is zo'n kamerbewustzijn. Luister bijvoorbeeld naar de klasse waarmee cellist Marco Frezzato soepel in en uit de solo-actie schuift in het openings-Allegro van nr. 10 in b mineur voor vier violen. Dat concert biedt ook volop mogelijkheden om te genieten van de saamhorigheid van de violisten Boris Begelman, Elisa Citterio, Andrea Rognoni en Stefano Barneschi, wiens collectieve expressie in momenten als de centrale Largo tot leven komt met verborgen Vivaldiaanse woordschildering.

En wat een show voor Bachs daaropvolgende BWV1065-versie in a-mineur voor vier klavecimbels, die begint met een overgang naar donkerdere Germaanse kleuren, gevolgd door de gecombineerde, stralende virtuositeit van de solisten – Alessandrini zelf, met Andrea Buccarella, Ignazio Schifani en Salvatore Carchiolo – die schitteren tegen het ensemblegeluid. Hun trillingen zijn werkelijk hartverscheurend. Merk ook op dat de Vivaldi-concerten zijn opgenomen op de hoge klassieke toonhoogte die in Venetië wordt gebruikt en dat dezelfde toonhoogte is aangehouden voor Bach – een intelligente verscheuring van het authenticiteitsregelboek om het schokkende effect te vermijden dat je anders zou krijgen als je overstapt op Kammerton of Chorton.

Er zijn veel van dergelijke viool- en ensemblehoogtepunten – niet in de laatste plaats de zangerige verfranste gratie van de vier violen in het afsluitende menuet van nr. 7 – maar de andere vreugde hier is natuurlijk dat BWV1065 de enige Bach-transcriptie is die gebruikmaakt van een orkest. De andere zijn voor soloklavecimbel of orgel, wat de procedure nog meer caleidoscopische kleur geeft. Zo hebben we Alessandrini als soloklavecinist voor BWV978, 976 en 972, die contrastrijke lezingen serveert die afwisselend sierlijk uitbundig en poëtisch expressief zijn; de tedere Largo van BWV976 in C is bijzonder ontroerend. Het verdere plezier van Lorenzo Ghielmi op het Mascioni-orgel van Santa Maria dei Miracoli in Morbio Inferiore, Zwitserland, brengt een extra panoplie van kleur, favoriete momenten inclusief zijn combinatie van lenigheid en majesteit in het openings-Allegro van BWV593. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst zo van een Vivaldi-album heb genoten als van dit.

We’re so familiar with Vivaldi these days that it’s easy to forget what an impact his first set of concertos, L’estro armonico, made upon its publication in Amsterdam in 1711 – the world’s first full hit of that now instantly recognisable language of fast chord changes, punchy rhythms and sharp dynamic shifts. Then there was its title, marrying harmony with estro – ‘poetic fury’ or ‘impulse of the faculty of imagination’ – in an era when ‘12 Concertos for three violins and continuo’ was generally as sexy as descriptions got. No wonder Bach, with his curiosity in stylistic developments beyond his immediate surroundings and his penchant for stretching his own compositional muscles, quickly saw these works as ripe for keyboard arrangement. What’s more surprising is that there haven’t been more recordings such as this one from Concerto Italiano and Rinaldo Alessandrini, presenting Vivaldi’s set alongside its six Bachian reworkings, each transcription following immediately after its Venetian parent concerto. No matter, since this double-disc offering is so good that it feels like the only set a person would ever need.

The ensemble sound itself from Concerto Italiano is warm, nimble and buoyant, walking a perfect line of being smartly rhythmic and dramatically taut while retaining elegance and flow, with nothing exaggerated. There is such a chamber awareness. Listen, for instance, to the class with which cellist Marco Frezzato smoothly shimmies in and out of the solo action in the opening Allegro of No 10 in B minor for four violins. That concerto also provides plenty of opportunities to savour the togetherness of violinists Boris Begelman, Elisa Citterio, Andrea Rognoni and Stefano Barneschi, whose collective expression in moments such as the central Largo feels alive with hidden Vivaldian word-painting.

Then, what a show for Bach’s ensuing BWV1065 version in A minor for four harpsichords, opening with a switch to darker Germanic colour, followed by the combined luminous virtuosity of the soloists – Alessandrini himself, with Andrea Buccarella, Ignazio Schifani and Salvatore Carchiolo – who sparkle against the ensemble sound. Their trilling is truly pulse-racing. Note, too, that the Vivaldi concertos have been recorded at the high Classical pitch used in Venice and the same pitch has been kept for the Bach – an intelligent ripping-up of the authenticity rulebook so as to avoid the jarring effect you’d otherwise get when hopping over to Kammerton or Chorton.

There are many such violin and ensemble highlights – not least the four violins’ liltingly Frenchified grace in No 7’s concluding minuet – but of course the other joy here is that BWV1065 is the only Bach transcription employing an orchestra. The others are for solo harpsichord or organ, providing further kaleidoscopic colour to proceedings. So we have Alessandrini as solo harpsichordist for BWV978, 976 and 972, serving up contrast-rich readings that are by turns daintily exuberant and poetically expressive; the tender Largo of BWV976 in C is especially touching. The further pleasure of Lorenzo Ghielmi on the Mascioni organ of Santa Maria dei Miracoli in Morbio Inferiore, Switzerland, brings an additional panoply of colour, favourite moments including his combination of nimbleness and majesty in the opening Allegro of BWV593. I can’t remember when I last enjoyed a Vivaldi album as much as this.