maart 2022


Horn and Piano: A Cor Basse Recital

Teunis van der Zwart & Alexander Melnikov

Wat een feest van geluiden! De natuurhoorn van Teunis van der Zwart en de fortepiano van Alexander Melnikov bieden ons een boeiend en ronduit glorieus eerbetoon aan de 18e-eeuwse virtuoos Giovanni Punto.

'Punto blaast magnifique', zo riep Mozart in 1778 zijn vader uit Mannheim toe. Aan het einde van de eeuw inspireerde de Boheemse virtuoos Giovanni Punto (alias voor Jan Václav Stich) Beethoven tot een hoornsonate, geschreven, zo gaat het verhaal, in één dag. Teunis van der Zwart bespeelt een natuurhoorn met een breder dan gebruikelijk cor basse mondstuk, zoals Punto dat gebruikte, en brengt hier een eerbetoon aan de meest invloedrijke hoornist van zijn tijd.

Beethovens vermakelijke sonate neemt een ereplaats in. Opnamen van onder andere Thomas Müller (Harmonia Mundi, 1/02) en Anthony Halstead (Decca) hebben laten zien hoe veel smaakvoller deze muziek klinkt op de natuurhoorn, verstoken van de soepele, Vorsprung durch Technik leidingen van zijn moderne tegenhanger. In samenwerking met de briljante Alexander Melnikov, die een boventoonrijke fortepiano uit het begin van de 19e eeuw bespeelt, exploiteert van der Zwart de verstorende contrasten tussen registers en tussen gestopte en open noten, zo levendig als ik ooit heb gehoord. Met het bredere mondstuk worden zachte open noten iets meer verhuld, zoals van der Zwart in zijn notitie aangeeft. Aan de andere kant van het spectrum melkt hij vrolijk het potentieel van de gestopte noten voor griezeligheid of schorheid. De grommende, raspende arpeggio's in de ontwikkeling van het eerste deel en het schorre gegrom in de recapitulatie maken het punt. Fraseren met royale flexibiliteit, de spelers reageren gretig op elkaar. Geestige accenten van versiering versterken het gevoel van spontaan genot in het moment. Als je onverstoorbare welluidendheid wilt, kijk dan ergens anders.

Van de andere drie werken is de sonate van Beethovens voormalige leerling Ferdinand Ries theatraal flitsender - en nogal langdradig - dan die van zijn meester. Melnikov geniet gretig van zijn virtuoze vluchten, en laat de stapels zestiende noten nooit in routine vervallen, terwijl de combinatie van spookachtig gestopte noten en het sordino-pedaal van de fortepiano een aangename huivering opwekken bij de opening van het langzame deel.

Als Ries onvermijdelijk een schuld heeft aan Beethoven, is de sonate van Danzi, die zijn muzikale tanden zette als cellist in het beroemde Mannheim Orkest, veel gracieuzer Mozartiaans in idioom. De centrale episode van de Rondo hint naar de modieuze 'Turkse' stijl. Dit is nog een zeer aangenaam werk, gebracht met brio, gratie en, niet in de laatste plaats, schaamteloos genot van de neiging van de natuurhoorn om dingen ruw aan te pakken. Punto zelf wordt vertegenwoordigd door Melnikovs transcriptie van een van zijn hoornconcerten. Ondanks een aangenaam melancholisch Adagio is het het minst interessante werk hier, waarbij de pianist vaak wordt gereduceerd tot een simpele sidekick. Maar terwijl de muziek, met name de edele finale Rondeau en chasse, neigt naar getemde Mozart, heeft het spel van van der Zwart alle kleur en de ongeremde durf die de hele plaat kenmerken. Een winnaar, en niet alleen voor hoornliefhebbers.

'Punto blows magnifique’, enthused Mozart to his father from Mannheim in 1778. At the end of the century the Bohemian virtuoso Giovanni Punto (alias for Jan Václav Stich) inspired a horn sonata from Beethoven, written, so the story goes, in a single day. Playing a natural horn with a wider-than-usual cor basse mouthpiece, as used by Punto, Teunis van der Zwart here presents a tribute to the most influential horn player of his age.

Beethoven’s entertaining sonata takes pride of place. Recordings from, inter alia, Thomas Müller (Harmonia Mundi, 1/02) and Anthony Halstead (Decca) have shown how much more flavoursome this music sounds on the natural horn, bereft of the smooth, Vorsprung durch Technik plumbing of its modern counterpart. In collusion with the brilliant Alexander Melnikov, playing an overtone-rich early 19th-century fortepiano, van der Zwart exploits the disruptive contrasts between registers, and between stopped and open notes, as vividly as I’ve ever heard. With the wider mouthpiece, soft open notes become slightly more veiled, as van der Zwart points out in his note. At the other end of the spectrum he gleefully milks the stopped notes’ potential for eeriness or raucousness. The snarling, rasping arpeggios in the first movement’s development and the gravelly growls in the recapitulation make the point. Phrasing with generous flexibility, the players respond eagerly to each other. Witty touches of embellishment enhance the feeling of spontaneous delight in the moment. If you want unruffled mellifluousness, look elsewhere.

Of the other three works, the sonata by Beethoven’s one-time pupil Ferdinand Ries is more theatrically flashy – and rather more prolix – than his master’s. Melnikov duly relishes his virtuoso flights, never letting the reams of semiquavers lapse into routine, while the combination of ghostly stopped notes and the fortepiano’s sordino pedal induce a pleasurable shudder at the opening of the slow movement.

If Ries, inevitably, owes a debt to Beethoven, the sonata by Danzi, who cut his musical teeth as a cellist in the famed Mannheim Orchestra, is more graciously Mozartian in idiom. The Rondo’s central episode hints at the fashionable ‘Turkish’ style. This is another thoroughly agreeable work, delivered with brio, grace and, not least, unabashed enjoyment of the natural horn’s penchant for roughing things up. Punto himself is represented courtesy of Melnikov’s transcription of one of his horn concertos. Despite a pleasantly melancholic Adagio, it’s the least interesting work here, with the pianist often reduced to a mere sidekick. But while the music, above all the decorous final Rondeau en chasse, tends to sound like tamed Mozart, van der Zwart’s playing has all the colour and no-holds-barred daring that characterise the whole disc. A winner, and not only for horn fanciers.