Awards Issue 2023


Liszt: 12 Études d'exécution transcendante, S. 139

Haochen Zhang

Een caleidoscopisch toonbereik, virtuositeit ten dienste van een verkennende interpretatie: de Transcendente Études van Haochen Zhang zijn een topprestatie.

Sinds hij in 2009 de gouden medaille op de Cliburn Competition deelde, heeft Haochen Zhang een uitstekende discografie opgebouwd, maar niets dat ons voorbereidt op deze verbluffende release. We zijn natuurlijk gaan verwachten dat de winnaars van de wedstrijd oogverblindende technische vaardigheden zullen leveren; maar zelfs met de huidige hoge verwachtingen vallen Zhangs vingerwerk, zijn gevarieerde articulatie en zijn dynamische bereik (vooral aan het rustige einde) op. Het resultaat is een uitvoering met een ongebruikelijke focus. Zelfs in de meest overspannen passages grijpt hij niet alleen details aan die normaal gesproken samensmelten tot een begeleidend gekletter, maar geeft ze ook muzikale betekenis: hij haalt melodieuze interesse uit baslijnen die normaal gesproken alleen worden beluisterd vanwege hun harmonische functie, meet accenten op een manier die emotionele onderstromen versterkt en vormt innerlijke stemmen om rijke dialogen te genereren in passages die vaak ontaarden in tirades. Voeg hieraan zijn caleidoscopische toonbereik toe, van de sappigheid waarmee ‘Paysage’ opent tot het ijzelgrijs van de dreigende linkerhandwervelingen in ‘Chasse-neige’, en de cyclus klinkt daardoor driedimensionaler dan ooit – en, in programmatische passages, ook meer beeldend. Wie anders brengt de hoefslagen van de paarden zo duidelijk naar voren in ‘Mazeppa’?

Nog indrukwekkender dan Zhangs virtuositeit is zijn kwikzilveren verbeelding. In de meeste versies van deze partituur – inclusief de nieuwste, Yuncham Lims uitstekende debuut – geven de eerste paar etudes de luisteraar de algemene drift van de uitvoering die komen gaat. Dat is hier niet het geval. Zhang toont een proteïsche persoonlijkheid; hij kan zo hoekig zijn als Kemal Gekić, zo pluche en geduldig als wijlen Bolet, zo wild als Berman (zijn Melodiya-opname uit 1958 – 2/76). Naast zijn verbazingwekkende delicatesse en helderheid, valt zijn ‘Feux-follets’ op door zijn ritmische speelsheid, aangezien hij vakkundig wat rubato en subtiele schokken toevoegt die de grilligheid ervan naar boven halen. Maar het wordt gevolgd door een ‘Vision’ die zo streng en hardvochtig is dat het je te kort komt. Op dezelfde manier leidt Zhangs ‘Eroica’, over het algemeen zo langzaam als je maar kunt vinden, naar een ‘Wilde Jagd’ die zo vlot is dat je het nauwelijks kunt geloven.

Het meest opvallende van alles is echter Zhangs bereidheid om interpretatieve risico’s te nemen. Soms laten adembenemende lokale beslissingen (bijvoorbeeld de lange pauze voor het laatste akkoord van ‘Chasse-neige’) je versteld staan. Soms krijgt een heel stuk een opvallende cast (zijn dromerige ‘Ricordanza’, die met gedurfde flexibiliteit zweeft, heeft momenten waarop de tijd lijkt stil te staan). Toch is zijn controle over muzikale architectuur zo zeker dat de interventies, op welke schaal dan ook, nooit kostbaar worden.

Kortom, deze Transcendental Études kunnen zich meten met alle – en steken ver boven de meeste uit. De uitzonderlijke techniek van BIS doet ook geen pijn. Geen enkele liefhebber van Liszt, of van het 19e-eeuwse pianorepertoire in het algemeen, kan het zich veroorloven dit te missen.

Since sharing the Gold Medal at the Cliburn Competition in 2009, Haochen Zhang has accumulated a choice discography – but nothing that prepares us for this stunning release. We’ve come, of course, to anticipate dazzling technical prowess from contest champions; but even with today’s heightened expectations, Zhang’s fingerwork, his varied articulation and his dynamic range (especially at the quiet end) stand out. The result is a performance of unusual focus. Even in the most overwrought passages, he not only seizes on details that normally coalesce into an accompanying clatter but also gives them musical significance: he draws melodic interest from bass lines usually heeded only for their harmonic function, gauges accents in a way that intensifies emotional undercurrents and shapes inner voices to generate rich dialogue in passages that often degenerate into harangues. Add to this his kaleidoscopic range of tone, from the succulence that opens ‘Paysage’ to the sleet grey of the ominous left-hand swirls in ‘Chasse-neige’, and the cycle consequently sounds more three-dimensional than ever – and, in programmatic passages, more pictorial, too. Who else so clearly brings out the hoofbeats of the horses in ‘Mazeppa’?

Even more impressive than Zhang’s virtuosity is his quicksilver imagination. In most accounts of this score – including the newest, Yuncham Lim’s excellent debut – the first few études give listeners the general drift of the performance to come. Not so here. Zhang displays a protean persona; he can be as angular as Kemal Gekić, as plush and patient as late Bolet, as feral as Berman (his 1958 Melodiya recording – 2/76). Besides its astonishing delicacy and clarity, his ‘Feux-follets’ is notable for its rhythmic playfulness, as he expertly tosses in dabs of rubato and subtle lurches that coax out its whimsicality. But it’s followed by a ‘Vision’ so stern and hard-hearted that it takes you up short. Similarly, Zhang’s ‘Eroica’, as slow overall as any you’ll find, leads into a ‘Wilde Jagd’ so fleet you can scarcely believe it.

Most arresting of all, though, is Zhang’s willingness to take interpretative risks. Sometimes breathtaking local decisions (for example, the long pause before the final chord of ‘Chasse-neige’) leave you stunned. Sometimes a whole piece takes on a striking cast (his dreamy ‘Ricordanza’, floated with daring flexibility throughout, has moments where time seems suspended). Yet his control of musical architecture is so assured that the interventions, on whatever scale, never turn precious.

In sum, these Transcendental Études stand up to any – and stand well above most. BIS’s exceptional engineering doesn’t hurt, either. No lover of Liszt, or of 19th-century piano repertoire more generally, can afford to miss it.