Awards Issue 2023
Monteverdi: Vespro della Beata Vergine
Pygmalion o.l.v. Raphaël Pichon
‘Aangrijpend… impactvol… barstensvol energie en passie’ – de woorden van criticus Edward Breen vatten perfect deze meeslepende uitvoering van de Monteverdi Vespers van Raphaël Pichon samen.

Dit moet wel een van de meest aangrijpende en impactvolle opnames van Monteverdi's Vespers uit 1610 zijn die nu beschikbaar zijn. Het barst van de energie en passie bij elke gelegenheid. Opgenomen in januari 2022 in de Temple du Saint-Esprit in Parijs, is het de langverwachte studio-opname waar Lindsay Kemp naar verwees toen ze Pygmalions live pre-pandemische dvd-optreden vanuit de koninklijke kapel van Versailles recenseerde. Dat dit nieuwe album zo doorleefd en zelfverzekerd is, is zeker te danken aan de vele concertuitvoeringen die eraan voorafgingen: het boekje bevat namelijk een fascinerend gesprek tussen regisseur Raphaël Pichon en de rector van de kathedraal van Bordeaux, Jean-Clément Guez, die verschillende uitvoeringen organiseerde in 'ruimtelijke son et lumière-versies'. Er is meer aan dit verhaal: zoals Alexandra Coghlan beschreef in haar interview met de dirigent in het oktobernummer, heeft Pichon een lange relatie met Monteverdi's Vespers, en dit is duidelijk te zien aan de vloeiende ideeën en gebaren die op deze opname zijn vastgelegd.
De Vespers worden, net als op de dvd, gepresenteerd met de invoeging van 'Sancta Maria succurre miseris' (SV328) uit Promptuarium musicum (1627) voor de beroemde Sonata sopra Sancta Maria, en deze opname behoudt ook Pygmalion's herneming van de openingsfalsobordone 'Domine ad adiuvandam' bij de woorden van het afsluitende vers en responsorie 'Domine exaudi orationem meam', die, in Pichon's woorden, 'dient om het gevoel van de afgelegde weg en het duidelijke teken van een nieuw begin te verheerlijken'. En het is zeker een lange weg die afgelegd moet worden, misschien nog wel meer omdat Pichon lage transposities mijdt voor de ‘Lauda Jerusalem’ en Magnificat a 7 – waar Andrew Parrott zo welsprekend voor heeft gepleit – en de opwinding en het gevoel van bereik (over-bereik?) prefereert die geïmpliceerd worden door het gebruik van hoge stemmen. Op een bepaalde manier vind ik het jammer dat ik niet hoor wat Pichons ongelooflijke energie zou brengen in de chiavette-situatie, maar ik maak me niet al te veel zorgen omdat deze nieuwe opname een oogverblindende, heldere uitvoering presenteert, volkomen overtuigend maar toch uitdagend omdat het net buiten wat ik eerder beschouwde als het opvanggebied van liturgische gevoeligheden opereert. Ik vind dit op een goede manier verontrustend, omdat het me dwingt mijn voorkeur voor biddende, ongerepte uitvoeringen te onderzoeken. Jarenlang was ik gefascineerd door de pure schoonheid en rijkdom van René Jacobs en Concerto Vocale en vond ik het een prachtige aanvulling op Andrew Parrotts liturgische benadering met het kleinere ensemble van het Taverner Consort. Parrott introduceerde me eerst bij het idee dat dit werk een complete sequentie of een set van Vespers-bronnen zou kunnen zijn, en nu brengt Pichon een Orfeo-achtig gevoel voor drama dat ik een andere waardevolle benadering vind.
Pichons vlotte en feestelijke opening benadrukt onmiddellijk de kwaliteit van het spel van zijn instrumentalisten, van cornett-floraties tot drukke, kolkende continuo-texturen. Het koor heeft een uitstekende dictie: hun halfgefluisterde opening van 'Dixit Dominus' is net zo aangrijpend als hun strakke en levendige gezang later in dezelfde psalm op 'Ex utero ante luciferum' en 'Confregit in die irae', dat opwindend versnelt. Op dezelfde manier wordt ‘Laetatus sum’ gekenmerkt door een geweldige koorzang in de kleine doxologie. Ik vind de verschillende benaderingen van de ‘Gloria Patri’-secties op deze cd elk vrolijk, maar hier is de kleurrijke botsing van ornamenten op de laatste ‘Amen’ vooral in het oog springend. De solisten zijn overal geweldig: Céline Scheen en Perrine Devillers zijn goed op elkaar ingespeeld in ‘Pulchra es’ en ze worden ondersteund door een bijzonder weelderig bed van getokkelde snaren. Maar mijn aandacht ging steeds weer terug naar de tenoren in ‘Duo Seraphim’, Emiliano Gonzalez Toro, Zachary Wilder en Antonin Rondepierre, die een fijne trillo hebben. Er zijn zoveel doordachte details waar dit trio mee te maken heeft: luister vooral naar de behandeling van ‘Et hi tres unum sunt’ (‘en deze drie zijn één’). Over vocale ornamenten gesproken, er is een geweldige intonatie van Wilder in ‘Audi coelum’.
Eén klein voorbehoud dat ik heb, is dat in zo'n over het algemeen hoogdravende uitvoering, een of twee van de kalmere koormomenten te langzaam worden gespeeld om een sterke verbinding met de tekst te behouden of een tegenwicht te bieden aan de meer hectische momenten: ik denk met name aan het vijfde couplet van het Magnificat. Ik vermoed vurig dat deze langzame tempo's huiveringwekkend zijn bij live-uitvoeringen, maar voor mij komen ze gewoon niet over op een opname. Het tegenovergestelde geldt voor het herhalen van de openingsmuziek voor het afsluitende couplet en responsorie, wat naar mijn mening goed werkt.
Deze opname is enorm welkom en zal een welverdiende plaats innemen in mijn persoonlijke pantheon van groten. Als je twijfels hebt, luister dan gewoon naar het vlotte blokfluitspel in het Magnificat's 'Fecit potentiam in bracchio suo' - een flamboyant Mantuaans moment dat zeker de hardste harten zal beroeren.

This has to be one of the most gripping and impactful recordings of Monteverdi’s Vespers of 1610 available right now. It is bursting with energy and passion at every opportunity. Recorded in January 2022 at the Temple du Saint-Esprit in Paris, it’s the long-awaited studio recording that Lindsay Kemp referred to when reviewing Pygmalion’s live pre-pandemic DVD performance from the Versailles Royal Chapel. That this new album is so lived-in and confident is surely testament to the many concert performances that preceded it: in fact, the booklet contains a fascinating conversation between director Raphaël Pichon and the Rector of Bordeaux Cathedral, Jean-Clément Guez, who hosted several performances in ‘spatialised son et lumière versions’. There is more to this story: as Alexandra Coghlan described in her interview with the conductor in the October issue, Pichon has a long relationship with Monteverdi’s Vespers, and this is clear from the fluidity of ideas and gestures captured on this recording.
The Vespers are presented, as on the DVD, with the insertion of ‘Sancta Maria succurre miseris’ (SV328) from Promptuarium musicum (1627) before the famous Sonata sopra Sancta Maria, and this recording also retains Pygmalion’s reprise of the opening falsobordone ‘Domine ad adiuvandam’ to the words of the concluding versicle and responsory ‘Domine exaudi orationem meam’, which, in Pichon’s words, ‘serves to exalt the feeling of the road travelled and the manifest sign of a new beginning’. And it certainly is a long road travelled, made more so, perhaps, by the fact that Pichon eschews low transpositions for the ‘Lauda Jerusalem’ and Magnificat a 7 – for which Andrew Parrott has so eloquently argued – preferring the excitement and sense of reach (over-reach?) implied by using high voices. In a way I’m sorry not to hear what Pichon’s incredible energy would bring to the chiavette situation, but I’m not unduly worried since this new recording presents a dazzling, bright performance, utterly convincing but still challenging since it operates just outside what I had previously considered to be the catchment area of liturgical sensibilities. I find this troubling in a good way, as it forces me to examine my preference for prayerful, pristine performances. For many years I have been transfixed by the sheer beauty and richness of René Jacobs and Concerto Vocale and found it a wonderful companion to Andrew Parrott’s liturgical approach with the smaller ensemble of the Taverner Consort. Parrott first introduced me to the idea that this work could be either a complete sequence or a set of Vespers resources, and now Pichon brings an Orfeo-esque sense of drama that I find to be another valuable approach.
Pichon’s brisk and festive opening immediately highlights the quality of his instrumentalists’ playing, from cornett flourishes to busy, churning continuo textures. The choir have excellent diction: their half-whispered opening of ‘Dixit Dominus’ is as gripping as their taut and animated chanting later in the same psalm on ‘Ex utero ante luciferum’ and ‘Confregit in die irae’, which accelerates thrillingly. Similarly, ‘Laetatus sum’ is characterised by superb choral singing in the lesser doxology. I find the different approaches to the ‘Gloria Patri’ sections on this disc are each joyful, but here the colourful collision of ornaments on the final ‘Amen’ is especially ear-catching. The soloists are superb throughout: Céline Scheen and Perrine Devillers are well matched in ‘Pulchra es’ and they are supported by a particularly luscious bed of plucked strings. But my attention returned again and again to the tenors in ‘Duo Seraphim’, Emiliano Gonzalez Toro, Zachary Wilder and Antonin Rondepierre, who boast a fine trillo. There are so many thoughtful touches where this trio are concerned: listen in particular for the treatment of ‘Et hi tres unum sunt’ (‘and these three are one’). Speaking of vocal ornaments, there is a superb inflection from Wilder in ‘Audi coelum’.
One small reservation I have is that in such a generally high-octane performance, one or two of the calmer choral moments are taken too slowly to either maintain a strong connection to the text or provide a counterbalance to the more frenetic moments: I’m thinking of the fifth verse of the Magnificat in particular. I hotly suspect that these slow tempos are spine-chilling in live performance but for me they just don’t come across on a recording. The opposite is true of reprising the opening music for the concluding versicle and responsory, which, in my opinion, works well.
This recording is hugely welcome and will take a much-deserved place in my personal pantheon of greats. If you have any doubts, just listen to the zippy recorder-playing in the Magnificat’s ‘Fecit potentiam in bracchio suo’ – a flamboyant Mantuan moment that will surely stir the hardest of hearts.