december 2023


Beethoven: Missa Solemnis, Op. 123

La Capella Nacional de Catalunya & Le Concert des Nations o.l.v. Jordi Savall

Jordi Savall put uit al zijn ervaring met de muziek van Beethoven om een Missa solemnis aan te bieden die rijk is aan waardigheid, drama en toewijding.

Jordi Savalls tempo van de Missa omvat zowel pracht als kracht. Het is een minuut of twee langer dan Gardiner in elk deel, en hij gebruikt deze extra tijd nuttig, vooral in het Sanctus en het Praeludium, behandeld als een graal. Cruciale overgangen draaien geduldig om hun as, zodat de uitbarstingen van ‘Quoniam’ en ‘Osanna’ (gezongen door het koor, niet door solisten) arriveren met alle vereiste genialiteit. Ik hou van de bubbel van nuchter optimisme als het tempo voorwaarts schiet voor ‘Et homo factus est’ voordat het vervalt in iets dat veel dichter bij Beethovens (en zijn tijdgenoten’) opera-idioom ligt voor de ‘Crucifixus’. ‘Et resurrexit’ schiet nogal in actie, hoewel het algehele temposchema voor de beweging perfect coherent is en een plausibel gebrabbel van die doctrinaire elementen bevat die de componist naar verluidt in verlegenheid brachten.

De opname neemt het stuk op vanuit een eerlijk perspectief zonder duidelijke benadrukking, leunend op de ruime (vijf seconden) akoestiek van dezelfde Catalaanse kerk die werd gebruikt om de negen symfonieën op te nemen. Het voordeel van deze aanpak is dat het balanceren van krachten duidelijk het werk van Savall is en niet dat van de producer. Het nadeel is een incidenteel gebrek aan directheid (in plaats van duidelijkheid) van contrapuntische lijnen. Leidende inzetten door fluiten en mezzosopranen komen bijvoorbeeld als tweede of derde uit de bus in een ongelijke strijd tegen subsidiaire koperen leestekens en te midden van het algemene gejuich van verheffing.

Vibrato en kleuring van stemmen, solo en koor, zijn bijzonder goed op elkaar afgestemd en met de instrumentale middelen. Een koor van 36 man houdt zich meer dan staande tegen een band van 47 man. Bij elke beurt dienen stemmen en instrumenten samen de tekst: tenoren en lage strijkers geschaafd tot gezangachtige homofonie bij ‘Et incarnatus est’; Manuel Walser en een complementair trio van fagottisten in de Agnus, die elke hoek van twijfel in noten en woorden onderzoeken. De hele band wordt een orgel tijdens het Praeludium, met Savalls leiding die een vaste voet op het zwelpedaal drukt.

Al deze deugden komen samen in een uitzonderlijk aandachtig verslag van de Agnus, afwisselend dramatisch en devotioneel, dat onder moderne versies alleen wordt geëvenaard door Harnoncourts envoi op plaat, mijn uiteindelijke keuze voor de Missa in een overzicht van de collectie (12/20). Het voornaamste gebrek van Savalls Beethovenproject is inderdaad niet een van de samenstellende delen, maar dat de Missa haar afsluiting markeert op een plek waar Fidelio een logische volgende stap zou hebben gezet.

Jordi Savall’s pacing of the Missa encompasses splendour as well as vigour. It is a minute or two longer than Gardiner in each movement, and he uses this extra time profitably, most of all in the Sanctus and Praeludium, handled like a grail. Pivotal transitions turn on their axis patiently, so that the outbursts of ‘Quoniam’ and ‘Osanna’ (sung by the choir, not soloists) arrive with all the requisite brilliance. I like the bubble of down-to-earth optimism as the tempo surges forwards for ‘Et homo factus est’ before lapsing into something much nearer Beethoven’s (and his contemporaries’) operatic idiom for the ‘Crucifixus’. ‘Et resurrexit’ rather jerks into action, though the overall tempo scheme for the movement is perfectly coherent, and takes in a plausible gabbling of those doctrinal elements that reportedly discomfited the composer.

The recording takes in the piece from a fair perspective without obvious highlighting, leaning in to the spacious (five-second) acoustic of the same Catalan church used to record the nine symphonies. The advantage of this approach is that the balancing of forces is obviously Savall’s work and not the producer’s. The drawback is an occasional lack of immediacy (rather than clarity) to contrapuntal lines. Leading entries by flutes and mezzos, for example, come off second or third best in an unequal struggle against subsidiary brass punctuation and amid the general clamour of exaltation.

Vibrato and coloration of voices, solo and choral, are especially well matched with each other and with the instrumental resources. A 36-strong choir more than hold their own against a 47-strong band. At every turn, voices and instruments serve the text together: tenors and lower strings planed down to chant-like homophony at ‘Et incarnatus est’; Manuel Walser and a complementary trio of bassoonists in the Agnus, probing every corner of doubt in notes and words. The whole band becomes an organ during the Praeludium, with Savall’s direction pressing a steady foot on the swell pedal.

All these virtues combine in an exceptionally attentive account of the Agnus, dramatic and devotional by turns, which is rivalled among modern versions only by Harnoncourt’s envoi on record, my final choice for the Missa in a Collection survey (12/20). Indeed, the principal deficiency of Savall’s Beethoven project is not any of its constituent elements but that the Missa marks its conclusion where Fidelio would have made a logical next step.