december 2023


Brahms & Krenek: Piano Trios

Feininger Trio

Twee vroege kamermuziekwerken van twee Weense componisten uit verschillende tijdperken, Brahms en Krenek, prachtig gespeeld door het Feininger Trio, en belichamen simpelweg de gezamenlijke charme.

Het Feininger Trio brengt hier werken van twee Weense meesters samen, geschreven toen ze allebei nog jonge mannen waren, vlak bij het begin van hun experimenten met kamermuziek.

Dit is een prachtige opname: prachtig spel, prachtig geluid. Je zou niet anders verwachten van een ensemble dat is samengesteld uit de Berliner Philharmoniker. Deze opname – het repertoire en het spel – vertelt een verhaal van saamhorigheid. De Feininger spelen zo precies samen dat je kunt horen dat de strijkers dag in dag uit hun geluid en timing in het orkest op elkaar afstemmen. De stukken werden in beide gevallen gecomponeerd voor vrienden, voor mensen van wie het spel een bekende kwaliteit was. Kreneks Trio-Fantasie werd in opdracht van Artur Schnabel geschreven voor zijn strijktriorecitals met Carl Flesch en Gregor Piatigorsky. Een jonge Brahms, die pas zes maanden bevriend was met de Schumanns, componeerde zijn Eerste Pianotrio terwijl hij in Düsseldorf verbleef en Clara Schumann hielp na Roberts ziekenhuisopname. Bij hen waren Brahms' vrienden, violist Joseph Joachim en cellist Julius Grimm. Alle vier zullen ze betrokken zijn geweest bij het spelen van het werk toen het ontstond. David Rinikers cellolijn spoelt over ons heen in prachtige golven, de lange zinnen en kleine details en stemmen zijn zeer gevoelig beheerd. Het oprechte verlangen in de verweving van zijn en violist Christoph Streuli's melodieën, zo rijk en gevoelig ondersteund door Adrian Oetikers weelderige pianoklank en gespierde en grandioze gebaren, werken om een ​​rijk tapijt te creëren. Ze zijn niet bang om hun tijd te nemen als de muziek dat vereist, bijvoorbeeld in het lyrische Adagio.

De Krenek opent met een liltende, pulserende lijn die door alle drie de partners op verschillende manieren wordt gedragen, met een prachtige toon en zwierige lijnen van Streuli's viool. Er wordt gezegd dat Krenek na het voltooien van de Trio-Fantasie het vertrouwen in het stuk verloor, maar de Feininger spelen het alsof ze erin geloven. Ze lezen het op een programmatische manier en beschrijven het als het traceren van een ‘diep ontroerende … expressieve “levenscurve”’.

Het is nauwelijks verrassend dat het geluid van de opname hier opvalt, onder toezicht van Tonmeister Christoph Franke, creatief producent van de Berliner Phil-opnames en Digital Concert Hall. Het is natuurlijk een speldenprik-achtig, glinsterend en prachtig geluid, maar wat mij intrigeert, is dat de hand-in-hand-samenhang van het spel van Feininger niet direct wordt weerspiegeld door de geluidsopnamestrategie, die hen in afzonderlijke enveloppen lijkt te plaatsen, op verschillende vlakken, waardoor ze individuele helderheid en onderscheid krijgen. Maar wanneer ze samen zijn, worden ze echt samengevoegd – in sommige van de tutti-spelen in het eerste deel bijvoorbeeld, of het duet van viool en cello in de filigraan gezangen van het derde deel. Over het geheel genomen voelt dit als een trio-opname voor de 21e eeuw, vol details, precisie en openhartige passie.

The Feininger Trio here bring together works of two Viennese masters, written when both were young men near the beginning of their experiments with chamber music.

This is a beautiful recording: beautiful playing, beautiful sound. You’d expect no less from an outfit drawn from the Berlin Phil. This recording – the repertoire and the playing – tells a story of togetherness. The Feininger play so precisely together that you can tell the string players spend day in, day out matching their sound and timing in the orchestra. The pieces were composed in both instances for friends, for people whose playing was a known quality. Krenek’s Trio-Fantasie was commissioned by Artur Schnabel for his string trio recitals with Carl Flesch and Gregor Piatigorsky. A young Brahms, only six months into his friendship with the Schumanns, composed his First Piano Trio while staying in Düsseldorf, helping Clara Schumann after Robert’s admission to hospital. With them were Brahms’s friends, violinist Joseph Joachim and cellist Julius Grimm. All four of them will have been involved in playing the work as it came into being. David Riniker’s cello line washes over us in lovely waves, the long phrases and minute details and voicings very sensitively managed. The heartfelt yearning in the interweaving of his and violinist Christoph Streuli’s melodies, so richly and sensitively supported in turn by Adrian Oetiker’s lush piano sound and muscular and grandiose gestures, work to create a rich tapestry. They are not scared to take their time when the music demands it, for instance in the lyrical Adagio.

The Krenek opens with a lilting, pulsing line carried variously by all three partners, with beautiful tone and swooping lines from Streuli’s violin. It is said that after completing the Trio-Fantasie Krenek lost faith with the piece, but the Feininger play it like they believe in it. They read it in a programmatic way, describing it as tracing a ‘profoundly moving … expressive “life curve”’.

It’s hardly surprising that the sound of the recording stands out here, overseen as it was by Tonmeister Christoph Franke, creative producer of the Berlin Phil recordings and Digital Concert Hall. It’s of course a pin-drop shimmery and beautiful sound, but the thing that intrigues me is that the hand-in-glove togetherness of the Feininger’s playing is not directly echoed by the sound recording strategy, which seems to put them in separate envelopes, on different planes, giving them individual clarity and distinction. But when they’re together, they’re really merged – in some of the tutti playing in the first movement, for example, or the duetting of violin and cello in the filigree chants of the third movement. Overall, this feels like a trio recording for the 21st century, full of detail, precision and forthright passion.