november 2023


Weinberg: Concertinos

Jewish Chamber Orchestra Munich o.l.v. Daniel Grossmann

Een krachtig optreden van het Joods Kamerorkest München onder leiding van Daniel Grossmann uit Weinberg; een belangrijke aanvulling op de catalogus van de componist.

In 1948 deelde Weinberg het lot van zijn collega-componisten in de Sovjet-Unie, waar hij werd gegeseld voor vermeende esthetische zonden en in niet mis te verstane bewoordingen werd verteld dat hij zijn leven moest beteren. Hij had nog meer reden om na te denken, aangezien zijn schoonvader, de beroemde Joodse acteur Solomon Mikhoels, begin dat jaar op bevel van Stalin werd vermoord, wat de beruchte antikosmopolitische (lees: antisemitische) campagne inluidde. In de nasleep van deze dubbele catastrofe componeerde Weinberg veel verplichte hakwerk. Maar hij wist ook pareltjes te produceren die het gevaarlijke pad tussen aanvaardbaarheid en integriteit bewandelen. Drie van dergelijke werken worden hier met wonderbaarlijk begrip en verfijning uitgevoerd door het Jewish Chamber Orchestra Munich onder hun oprichter, Daniel Grossmann.

Het Cello Concertino – beter bekend in zijn latere uitgebreide herziening als een Concerto – is prachtig uitgevoerd. Wen-Sinn Yang speelt met duidelijke liefde voor de partituur en overtuiging in het belang ervan, met aanhoudende lijnen die balanceren tussen melancholische innerlijkheid en gepassioneerde declamatie. Het is geen verrassing dat de Joodse intonaties die ten grondslag liggen aan alle vier de bewegingen hier naar de oppervlakte worden gebracht en gekoesterd (maar gelukkig nooit in een karikatuur worden geduwd).

Op dezelfde manier buigt Tassilo Probst de lange lyrische lijnen van het Vioolconcertino met precies de mix van weemoed en ontembare spanning die Weinbergs stem zo speciaal en zo kostbaar maakt. Begeleidende texturen zijn ook fantasierijk en idiomatisch gekleurd. Met een onschuldig oor zou dit al diep ontroerend en indrukwekkend zijn. Houd rekening met de context en het resultaat is bijna hartverscheurend. Hetzelfde geldt voor de Moldavian Rhapsody, hier in de minst bekende van zijn drie incarnaties, die een geweldige aanvulling vormt op Oistrakhs fantastische en nu algemeen beschikbare opname van de viool- en pianoversie. Het stuk dreigt een afgezaagd visitekaartje te worden, maar hier straalt het van innerlijke overtuiging en emotionele authenticiteit.

Een voor de hand liggende aanvulling op de cd zou de Sinfonietta No 1 uit 1949 zijn geweest, die eveneens doordrenkt is met Joodse intonaties. Maar ik klaag niet over wat, denk ik, de zesde opname is van de Zevende symfonie. Dit is een stuk dat veel moeilijker te 'lezen' is, deels omdat Weinbergs muzikale taal in de tussenliggende 15 jaar of zo aanzienlijk was verhard (de compositie overlapt met de eerste conceptuele stadia van de Auschwitz-opera The Passenger, waarmee het een toon van veroordelende hardheid deelt). Grossmann en zijn spelers komen feilloos tot de emotionele kern van de zaak, op een manier die ik me niet kan herinneren te hebben gehoord sinds Barshai's baanbrekende verslag uit 1967 (het stuk was opgedragen aan Barshai en geschreven voor en in première gebracht door zijn droomteam Moscow Chamber Orchestra).

Kortom, dit is een fantastische cd, die zich meteen bij mijn shortlist van meest dringend aan te bevelen Weinberg-opnames voegt.

In 1948 Weinberg shared the fate of his fellow composers in the Soviet Union, being castigated for supposed aesthetic sins and told in no uncertain terms to mend his ways. He had even more cause to reflect, given that his father-in-law, the famous Jewish actor Solomon Mikhoels, was murdered on Stalin’s instructions at the beginning of the year, heralding the notorious anti-cosmopolitan (read anti-Semitic) campaign. In the aftermath of this dual catastrophe, Weinberg composed much compulsory hackwork. But he also managed to produce gems that negotiate the hazardous path between acceptability and integrity. Three such works are here performed with marvellous understanding and polish by the Jewish Chamber Orchestra Munich under their founder, Daniel Grossmann.

The Cello Concertino – better known in its later expanded revision as a Concerto – is beautifully done. Wen-Sinn Yang plays with obvious love for the score and conviction in its importance, with sustained lines poised between melancholic inwardness and passionate declamation. Unsurprisingly, the Jewish intonations underpinning all four movements are here brought to the surface and cherished (but thankfully never pushed into caricature).

Similarly, Tassilo Probst inflects the long lyrical lines of the Violin Concertino with precisely the blend of wistfulness and indomitable tension that makes Weinberg’s voice so special and so treasurable. Accompanying textures are also imaginatively and idiomatically coloured. Heard with an innocent ear this would already be deeply moving and impressive. Factor in the context and the result is practically heartbreaking. The same goes for the Moldavian Rhapsody, here in the least well-known of its three incarnations, which makes a terrific complement to Oistrakh’s superb and now widely available recording of the violin-and-piano version. The piece is in danger of becoming a hackneyed calling card but here it blazes with inner conviction and emotional authenticity.

An obvious completion to the disc would have been the Sinfonietta No 1 of 1949, which is likewise saturated with Jewish intonations. But I’m not complaining at what is, I think, the sixth recording of the Seventh Symphony. This is an altogether harder piece to ‘read’, partly because Weinberg’s musical language had toughened up significantly in the intervening 15 years or so (its composition overlaps with the first conceptual stages of the Auschwitz opera The Passenger, with which it shares a tone of denunciatory harshness). Grossmann and his players get unerringly to the emotional heart of the matter, in a way I don’t recall hearing since Barshai’s pioneering 1967 account (the piece was dedicated to Barshai and written for and premiered by his dream-team Moscow Chamber Orchestra).

In short, this is a fabulous disc, which immediately joins my shortlist of most urgently recommendable Weinberg recordings.