juli 2023
Sørensen: St Matthew Passion
The Norwegian Soloists’ Choir o.l.v. Grete Pedersen
Het werk van Bent Sørensen is een krachtig vormgegeven weergave van de relatie van de Passie tussen lijden en liefde, voortreffelijk uitgevoerd door het Noorse Solistenkoor.

Patior – lijden: dat is het werkwoord dat aan de basis ligt van elke Passie. Bachs composities zetten lijden centraal, uitgehouwen in een grillig koorcontrapunt voor de menigte in de Johannes, huilend door de aria's van de Mattheüs. Jarenlang was de Deense componist Bent Sørensen vastbesloten om zijn eigen Passie te schrijven – een die liefde, in plaats van lijden, centraal stelt: 'een reis naar de kruisiging, maar nog meer een reis naar de wederopstanding'.
In première gegaan in 2021 en nu voor het eerst opgenomen door Grete Pedersen, Ensemble Allegria en The Norwegian Soloists' Choir, is het een buitengewone verklaring die laat in een unieke carrière arriveert. Alle klankexperimenten van Sørensen op de rand van stilte, zijn spel met duisternis en licht, zijn vervaging van textuurranden komen in (of misschien uit) focus in dit grootschalige werk voor koor, solisten en orkest dat de luisteraar uitnodigt voor een reis door de mist.
Hoewel fragmenten van het Evangelie van Mattheüs en het traditionele Passieverhaal bewaard zijn gebleven, zijn ze in kleine stukjes geknipt en opnieuw aan elkaar genaaid met woorden van zes andere dichters, waaronder Anna Achmatova, Emily Dickinson en Søren Ulrik Thomsen. Het effect is tegelijkertijd coherent en onsamenhangend. Zoals keramisten in Japanse kintsugi die gebroken kommen repareren met goud, de aandacht vestigen op de scheuren, hun gevarenlijnen en toevallige patronen vieren, zo creëert Sørensen een vreemde en prachtige orde. Het helpt dat hij in The Norwegian Soloists’ Choir een groep heeft die perfect is ontworpen voor een stuk waarin solostemmen naar voren komen in plaats van apart staan, altijd onderdeel van een doorlopende textuur.
We openen in mist, muzikale lijnen glijden en glijden over elkaar heen, klokken luiden in de verte. Melodieën zwellen aan en bouwen op (Gramophone-criticus Andrew Mellor beschrijft Sørensens muziek als ‘vol met zoveel mogelijk schoonheid als smaakvol mogelijk is’, maar is meer dan ooit waar), maar altijd verduisterd of afgesloten. De viool roert zich kort, een soort spookneef van Bachs Chaconne in d mineur, aan het begin van ‘Betania’; verrukkelijke, Straussiaanse strijkers worden peremptoir kort gehouden door trompetten in ‘Psalm’; een bekende melodie duikt weer op, die het orkest kalmeert in ‘Tenebræ’. Balans en tegenwicht worden opzijgezet in de centrale setting van Dickinsons ‘Wild Nights’, strijkers bruisen, trillen van intensiteit, een zwerm geluiden schiet op en versmelt. Het is spiritueel en sensueel – tegelijk een daad van overtreding en verlossing.
Pedersen houdt al deze scherven op hun plek, creëert zowel een heldere architectuur in haar tempo en balans van instrumenten en stemmen (hier onberispelijk vastgelegd door producer Jens Braun) als ruimte binnen die structuur voor expressieve details en, natuurlijk, de o zo belangrijke stiltes. Het is een virtuoos verslag van een stuk dat de geest van Bach overneemt en iets heel nieuws zegt.

Patior – to suffer: that’s the verb at the root of any Passion. Bach’s settings put suffering front and centre, carved out in jagged choral counterpoint for the crowds in the St John, weeping through the arias of the St Matthew. For many years Danish composer Bent Sørensen was determined to write his own Passion – one that puts love, rather than suffering, at its core: ‘a journey towards Crucifixion, but even more a journey towards Resurrection’.
Premiered in 2021 and now recorded for the first time by Grete Pedersen, Ensemble Allegria and The Norwegian Soloists’ Choir, it’s an extraordinary statement that arrives late in a singular career. All Sørensen’s sound experiments at the brink of silence, his play with darkness and light, his blurring of textural edges come into (or, perhaps, out of) focus in this large-scale work for choir, soloists and orchestra that invites the listener on a journey through the mist.
While fragments of St Matthew’s Gospel and the traditional Passion narrative do remain, they are cut up into tiny scraps and restitched together with words from six other poets including Anna Akhmatova, Emily Dickinson and Søren Ulrik Thomsen. The effect is at once coherent and disjointed. Like ceramicists in Japanese kintsugi who repair broken bowls with gold, drawing the eye to the cracks, celebrating their hazard-lines and chance patterns, so Sørensen creates a strange and beautiful order. It helps that in The Norwegian Soloists’ Choir he has a group perfectly designed for a piece in which solo voices surface rather than stand apart, always part of a continuous texture.
We open in mist, musical lines slipping and sliding over one another, bells chiming distantly. Melodies surge and build (Gramophone critic Andrew Mellor’s description of Sørensen’s music as ‘crammed with as much beauty as tastefully possible’ holds truer than ever) but always obscured or occluded. The violin stirs briefly, a sort of ghost-cousin to Bach’s D minor Chaconne, at the start of ‘Betania’; rapturous, Straussian strings are peremptorily pulled up short by trumpets in ‘Psalm’; a familiar melody resurfaces, soothing the orchestra in ‘Tenebræ’. Balance and counterbalance are set aside in the central setting of Dickinson’s ‘Wild Nights’, strings fizzing, shuddering with intensity, a swarm of sounds shooting and coalescing. It’s spiritual and sensual – at once an act of transgression and redemption.
Pedersen holds all these shards in place, creating both clear architecture in her pacing and balance of instruments and voices (impeccably captured here by producer Jens Braun) and space within that structure for expressive detail and, of course, the all-important silences. It’s a virtuoso account of a piece that takes the spirit of Bach and says something quite new.