juli 2023


Piers Lane goes to Town Again

Piers Lane

Dit tegenbezoek aan een fascinerend repertoiregebied van pianist Piers Lane, die er duidelijk van houdt en er in uitblinkt, krijgt een enthousiaste aanbeveling van onze recensent.

Het is tien jaar geleden dat Piers Lane voor het laatst naar de stad ging (13/10) en zijn laatste bezoek daar werd pas in maart 2022 afgerond, nadat hij eind 2015 was begonnen, opgenomen (gedurende een royale vijf dagen in twee sessies, merk ik op) in Potton Hall met A-listers Ben Connellan als engineer en Rachel Smith als producer. De selectie hier richt zich op de dans en bevat, zoals Lane opmerkt in zijn uitgebreide en geniale essay in zijn boekje, stukken die hij voornamelijk als toegift heeft uitgevoerd, waarbij hij het bekende mengt met speciaal voor hem gecomponeerde werken: 'het nobele en contemplatieve naast het populistische en humoristische'. Het is een concept waar anderen met een vergelijkbaar temperament - met name zijn Hyperion-stalgenoten Hough en Hamelin - van hebben genoten.

Een van degenen van een eerdere generatie was Shura Cherkassky, wiens LP 'Kaleidoscope' een sjabloon vormde. Lane opent inderdaad met een Suite in e mineur waar Cherkassky dol op was (je kunt deze onnavolgbare meester van de toegift live horen spelen in 1982 op Ivory Classics 70904). Gepresenteerd in een andere volgorde en toegeschreven, vertelt Lane ons, aan de verkeerde componist – niet Jean-Baptiste Lully (1632-87), zoals altijd werd gedacht, maar Jean Baptiste Loeillet ‘van Londen’ (1680-1730) – zijn de vijf korte delen van de Suite in Lanes handen net zo betoverend als in Cherkassky’s handen. Bijna alle 17 titels hier hebben een carrièreconnectie met de pianist, persoonlijke smaak dicteert welke het meest zal aanspreken dan andere. Myra Hess' selectie van 13 Schubert-dansen en -walsen is een ander hoogtepunt (Lane organiseerde de jaarlijkse Myra Hess Day van 2006 tot 2014), net als zijn uitbundige uitvoering van 'Seguidillas' (Albéniz) en Black and White Rag, en zijn evenwichtige, gracieuze behandeling van Godards charmante Mazurka en de Schubert-Godowsky Rosamunde balletmuziek. Je kunt je gemakkelijk de toegeeflijke glimlach van het publiek aan het einde van het recital voorstellen over Das Butterbrot (Litolff mogelijk, waarschijnlijk niet Mozart).

Elders mist Liszts Tarantella, hoewel flitsend uitgevoerd, de opwindende waaghalzerij van bijvoorbeeld Sergio Fiorentino (2/63) of Boris Berezovsky (live in 2009 - Mirare, 5/10); en Susan Tomes op haar prachtige Billy Mayerl-album ‘Loose Elbows’ (2/90) houdt een stevigere ritmische grip op Railroad Rhythm. Voor mij zitten TK Murray’s Danse barbaro (2005) en zelfs Szymanowski’s twee Mazurka’s ongemakkelijk in deze snoepwinkel. Geen van deze redenen is voldoende om mij ervan te weerhouden dit terugkeerbezoek met enthousiasme aan te bevelen.

It is a decade since Piers Lane last went to town (10/13) and his latest visit there was completed only in March 2022, having begun at the end of 2015, recorded (over a generous five days in two sessions, I note) at Potton Hall with A-listers Ben Connellan as engineer and Rachel Smith as producer. The selection here focuses on the dance and, as Lane notes in his extensive and genial booklet essay, contains pieces he has mainly performed as encores, mixing the well-known with works especially composed for him: ‘the noble and contemplative alongside the populist and humorous’. It’s a concept that others of a similar temperament – notably his Hyperion stablemates Hough and Hamelin – have revelled in.

Among those of an earlier generation was Shura Cherkassky, whose LP ‘Kaleidoscope’ provided a template. Indeed, Lane opens with a Suite in E minor of which Cherkassky was fond (you can hear this inimitable master of the encore playing it live in 1982 on Ivory Classics 70904). Presented in a different order and ascribed, Lane tells us, to the wrong composer – not Jean-Baptiste Lully (1632 87), as had always been thought, but Jean Baptiste Loeillet ‘of London’ (1680-1730) – the Suite’s five short movements are quite as beguiling in Lane’s hands as they were in Cherkassky’s. Almost all the 17 titles here have some career connection to the pianist, personal taste dictating which will appeal more than others. Myra Hess’s selection of 13 Schubert dances and waltzes is another highlight (Lane ran the annual Myra Hess Day from 2006 to 2014), as are his exuberant dispatch of ‘Seguidillas’ (Albéniz) and Black and White Rag, and his poised, graceful handling of Godard’s charming Mazurka and the Schubert-Godowsky Rosamunde ballet music. You can easily imagine the audience’s indulgent end-of-recital smiles over Das Butterbrot (Litolff possibly, probably not Mozart).

Elsewhere, Liszt’s Tarantella, though dashingly executed, is missing the thrilling daredevilry of, say, Sergio Fiorentino (2/63) or Boris Berezovsky (live in 2009 – Mirare, 5/10); and Susan Tomes on her wonderful Billy Mayerl album ‘Loose Elbows’ (2/90) keeps a firmer rhythmic grip on Railroad Rhythm. For me, TK Murray’s Danse barbaro (2005) and even Szymanowski’s two Mazurkas sit uncomfortably in this sweet shop. None of which is sufficient reason to dissuade me from commending this return visit with enthusiasm.