mei 2023


Gradus ad Parnassum

Jean Rondeau

Een fascinerend en prachtig opgenomen klavecimbelalbum van Jean Rondeau waarin zijn volledige overtuiging over zijn benadering van dit brede muziekspectrum zowel plezier als bewondering oproept.

Debussy zou, zo vermoedt men, een klavecimbel niet met een bargepole hebben aangeraakt. Toch is hier ‘Doctor Gradus ad Parnassum’, zijn grappige sketch over de pianooefeningen van zijn dochter die afdwalen naar fantasie, gespeeld op een kopie van een 18e-eeuws Duits klavecimbel. Waarom, vraagt ​​u zich af? Omdat het een natuurlijk resultaat lijkt van Jean Rondeau’s prachtig geconstrueerde nieuwe album dat is opgebouwd rond het idee van lesgeven, leren en persoonlijke interpretatieve integriteit. Niet dat hij dat heel gedetailleerd uitlegt; we moeten het grotendeels zelf uitzoeken aan de hand van een boekje dat zijn boodschap overbrengt in de vorm van een socratische dialoog tussen meester en leerling, de vorm die Fux gebruikte in zijn beroemde contrapuntische verhandeling Gradus ad Parnassum uit 1725.

Denk echter niet dat dit allemaal academische materie is. Rondeau’s denken is subtieler dan dat. De twee stukken van Fux – een breed gearpeggieerd preludium en een gespierde 10 minuten durende Ciaconna – hebben geen zweem van het schoolgebouw, en hoewel Haydn zichzelf leerde uit het boek van Fux, is de overheersende invloed in de vroege sonate die we hier krijgen de expressieve vrijheid van CPE Bach. De stukken van Mozart zijn bekend bij pianostudenten, net als de naam van Clementi, wiens eigen pianooefeningen ook verschenen onder de naam Gradus ad Parnassum. De stukken hier lijken meer studies in stijl dan techniek, net zoals Beethovens preludes, die door alle majeurtoonsoorten moduleren, eerder try-outs lijken voor de componist dan voor de uitvoerder, en de (attrib) Palestrina ricercars die het programma openen en sluiten als oefeningen in eenvoudig maar helder contrapuntisch spel.

Wat Rondeau voortreffelijk doet, zoals hij alles doet in dit fascinerende recital, waarvan de belangrijkste les is wat een flexibel en expressief medium het klavecimbel kan zijn – misschien wel meer dan we ooit hadden gedacht. De Fux is waarschijnlijk de enige muziek waarvoor het het eerste keus instrument zou zijn; maar Rondeau veegt alle twijfels weg door de pure vaardigheid, schoonheid en hulpvaardigheid van zijn spel, een verleidelijke combinatie van zoete toets, losse precisie van verspreide akkoorden en ritmische ontwrichtingen (zelfs in de koppige akkoorden van Beethoven), de manier waarop bepaalde noten in Fux’ Harpeggio worden vastgehouden om volume en toon te regelen als een aanhoudend pedaal, de delicate strakheid en evenwicht van trillers en andere versieringen die op de een of andere manier toch zingen, de ongebruikelijke variaties bij herhaling, en de manier waarop zelfs de ontspannen mechanische kwaliteit van K545 wordt ontdooid door goed beoordeelde rubato (hoewel het op andere plaatsen misschien te veel is voor sommigen). En Debussy? Nou, dat is een triomf, verbazingwekkend zelfs in zijn rimpelingen en vol kleuren en ideeën; de left-hand crossovers op 1'32" klinken als interventies uit een andere wereld. Het is echt geniaal, en dit nummer verdient het op zichzelf om een ​​streaminghit te worden.

Debussy, one suspects, would not have touched a harpsichord with a bargepole. Yet here is ‘Doctor Gradus ad Parnassum’, his amusing skit on his daughter’s piano exercises drifting off into fantasy, played on a copy of an 18th-century German harpsichord. Why, you ask? Because it appears as a natural outcome of Jean Rondeau’s beautifully constructed new album built around the idea of teaching, learning and personal interpretative integrity. Not that he explains that in great detail; we’re largely left to work it out from a booklet note that transmits its message in the form of a Socratic dialogue between master and pupil, the form used by Fux in his famous 1725 counterpoint treatise Gradus ad Parnassum.

Don’t suppose, however, that this is all academic stuff. Rondeau’s thinking is subtler than that. The two Fux pieces – a broadly arpeggiated prelude and a brawny 10-minute Ciaconna – have not a whiff of the schoolhouse, and while Haydn taught himself from Fux’s book, the prevailing influence in the earlyish sonata we get here is the expressive freedom of CPE Bach. The Mozart items are ones familiar to piano learners, as is the name of Clementi, whose own piano exercises also appeared under the name Gradus ad Parnassum. The ones here seem more studies in style than technique, just as Beethoven’s preludes, modulating through all the major keys, seem like try-outs for the composer rather than the performer, and the (attrib) Palestrina ricercars that open and close the programme like exercises in simple but clear contrapuntal playing.

Which Rondeau manages exquisitely, as he does everything in this fascinating recital, from which the overriding lesson to be learnt is just what a flexible and expressive medium the harpsichord can be – perhaps more than any of us had realised before. The Fux is probably the only music for which it would be the first-choice instrument; but Rondeau sweeps away any misgivings by the sheer skill, beauty and resource of his playing, a beguiling combination of sweet touch, loose precision of spread chords and rhythmic dislocations (even in the dogged chords of the Beethoven), the way certain notes are held down in Fux’s Harpeggio to control volume and tone like a sustaining pedal, the delicate tautness and poise of trills and other embellishments which still somehow sing, the unusual variations on repeat, and the way even the unhurried mechanistic quality of K545 is thawed by well-judged rubato (though in truth in other places it may be too much for some). And the Debussy? Well, it’s a triumph, astonishingly even in its ripplings and filled with colours and ideas; the left-hand crossovers at 1'32" sound like interventions from another world. It’s genius really, and this track on its own deserves to be a streaming hit.