april 2023


Kapustin: Piano Concerto No 5, etc

Frank Dupree & Berlin Radio Symphony Orchestra o.l.v. Dominik Beykirch

De missie van Frank Dupree om de met jazz doordrenkte muziek van Nikolai Kapustin te promoten gaat verder met dit glorieuze album.

De verbazingwekkende Frank Dupree vervolgt hier zijn Kapustin-odyssee met het vijfde van de zes pianoconcerten van de componist en twee werken voor twee pianisten (ik was blij om Dupree's verslag van het Vierde Concerto in de uitgave van maart 2022 te verwelkomen). Degenen die bekend zijn met de Sovjet- (of, zoals ik hem nu liever noem, Oekraïense) componist, weten wat ze kunnen verwachten qua muzikale idioom: om een ​​vrij grove vergelijking te maken, het pianoschrift lijkt op een genoteerde jazzimprovisatie van Oscar Peterson. Als een slechte tot gemiddelde bladmuzieklezer ben ik verbijsterd over de vaardigheid die nodig is om Kapustins duizelingwekkende vluchten en voortdurend veranderende metrum te lezen, te absorberen en te veroveren. Hoeveel jaar, zo vraagt ​​men zich af, zou het de gemiddelde pianist kosten om de plotselinge uitbarsting van hoog octaan passagewerk in het midden van het Largo-deel van het Concerto voor twee piano's in zijn vingers te krijgen? Voor Dupree is het een jog in het park. De vloeiendheid en het ritmische elan die op deze cd te zien zijn, zijn van het soort dat je doet glimlachen en ongelovig je hoofd doet schudden.

Maar dan de muziek zelf. Het Pianoconcert nr. 5 (geschreven voor en opgedragen aan de overleden grote Nikolai Petrov in 1993) is een vijf-delen-in-één-affaire die net geen 21 minuten duurt. De ideeën komen zo snel en woest dat het moeilijk is om een ​​formele structuur te onderscheiden, zelfs na meerdere luisterbeurten (geen tegenslag, trouwens). Ze zijn inderdaad zo overvloedig dat er soms een bijna hysterische kwaliteit aan de procedure zit, wanneer de muziek wordt als een konijn in de koplampen van een auto, alle kanten op slingerend, onzeker in welke richting het moet gaan.

In het latere Concerto voor twee piano's en slagwerk (2002) wordt Dupree bijgestaan ​​door pianist Adrian Brendle (ook Duprees partner in hun opname van Antheils Jazz Symphony – 8/17), drummer Obi Jenne, zijn vaste medewerker, en percussionist Franz Bach. Alle elementen van de drie traditionele delen (Allegro moderato, Largo, Allegro impetuoso) worden met machinale precisie stevig bij elkaar gehouden door dirigent Dominik Beykirch.

Het laatste werk is een schaamteloze publiekslieveling die, naar ik heb gehoord, een vaste favoriet is geworden van veel teams met twee piano's. Het is makkelijk te begrijpen waarom. De Sinfonietta voor piano vierhandig (1986) heeft een (relatief) eenvoudigere textuur dan de twee voorgaande werken en herkenbare thema's. Het eerste en het laatste deel van de vier delen barsten van de uitbundige, opgewekte stemming (de finale is een mix van Gershwin, ragtime, Poulenc, Bernstein en Henry Mancini), op een heldere manier gebracht door Dupree en Brendle, die er duidelijk plezier in hebben – en man, wat hebben we daar op dit moment behoefte aan.

The astonishing Frank Dupree here continues his Kapustin odyssey with the fifth of the composer’s six piano concertos, and two works for two pianists (I was glad to welcome Dupree’s account of the Fourth Concerto in the March 2022 issue). Those familiar with the Soviet (or, as I now prefer to categorise him, Ukrainian) composer will know what to expect in terms of the musical idiom: to make a fairly crude shorthand comparison, the piano-writing resembles a notated jazz improvisation by Oscar Peterson. As a poor-to-average sight-reader, I am bewildered at the skill it must take to read, absorb and conquer Kapustin’s dizzying flights and constantly changing metre. How many years, one wonders, would it take the average pianist to get into one’s fingers the sudden burst of high-octane passagework in the middle of the Largo movement of the Concerto for two pianos? For Dupree, it’s a jog in the park. The fluency and rhythmic élan on display throughout this disc are the kind that make you smile and shake your head in disbelief.

But to the music itself. The Piano Concerto No 5 (written for and dedicated to the late great Nikolai Petrov in 1993) is a five-movements-in-one affair lasting just short of 21 minutes. The ideas come so fast and furious it is hard to discern any formal structure even after several hearings (no hardship, by the way). Indeed, so profuse are they, there is an almost hysterical quality to proceedings at times, when the music becomes like a rabbit in a car’s headlights, swerving this way and that, unsure in which direction it should go.

In the later Concerto for two pianos and percussion (2002), Dupree is joined by pianist Adrian Brendle (also Dupree’s partner in their recording of Antheil’s Jazz Symphony – 8/17), longtime collaborator drummer Obi Jenne and percussionist Franz Bach. All elements of its three traditional movements (Allegro moderato, Largo, Allegro impetuoso) are held tightly together with machine-like precision by conductor Dominik Beykirch.

The final work is an unashamed crowd-pleaser which, I am told, has become a firm favourite of many two-piano teams. It’s easy to see why. The Sinfonietta for piano four hands (1986) has a (comparatively) simpler texture than the two preceding works and recognisable themes. The first and last of its four movements brim over with exuberant high spirits (the finale is like a mix of Gershwin, ragtime, Poulenc, Bernstein and Henry Mancini), crisply delivered by Dupree and Brendle, who are clearly having fun – and goodness, we need a bit of that at the moment.