maart 2023


Adolf von Henselt: Complete Études

Daniel Grimwood

Zoals Jeremy Nicholas in zijn recensie schetst, wordt Henselts plaats in de pianogeschiedenis niet weerspiegeld in de opnames, iets wat Daniel Grimwood hier wil uitdagen: instant klassieke status, is het oordeel van Jeremy Nicholas.

Gezien hoe relevant Adolf von Henselt is voor de literatuur en geschiedenis van de piano, verschijnen er opvallend weinig recensies van zijn muziek in deze pagina's. Hoewel hij niet hetzelfde genie heeft, wordt hij vaak beschreven als de schakel tussen Weber en Hummel (wiens leerling hij was) en Chopin en Liszt (die hem en zijn 'fluwelen poten' enorm bewonderden). Vanaf 1838, toen hij hofpianist werd in Sint-Petersburg, tot aan zijn dood in 1889, oefende hij enorme invloed uit op de opkomende en onderscheidende Russische school van het pianospel. Balakirev, Rachmaninov en Scriabin zijn slechts drie bekende namen wiens muziek een schuld heeft aan Henselt.

Zijn twee sets Études in alle majeur- en mineurtoonsoorten zijn schandalig verwaarloosd. Voor zover ik weet, zijn ze slechts twee keer eerder samen gepresenteerd: een keer, onverschillig, door Daniel Graham op een oude Musical Heritage Society LP (MHS1836) en, veel schitterender in 2004, door Piers Lane (Hyperion, 2/05). Michael Ponti combineerde de Op 2 set met Henselts magnifieke F mineur Concerto, waarvan in veel studies uit beide sets een vooruitziende blik te horen is. Wat nog nooit is gedaan – en dit is het betoverende USP van Daniel Grimwoods uitstekende nieuwe opname – is om elke studie te laten voorafgaan door een van Henselts eigen korte 24 preludes of Préambles.

De gewoonte om te preluderen was een gebruikelijke (en, zo beweerden sommigen, essentiële) praktijk gedurende de 19e eeuw, een die pas uitstierf met de komst van opnames. Van pianisten werd verwacht dat ze korte passages (geïmproviseerd of genoteerd) ‘preludeerden’, die de toonsoort van het stuk dat gespeeld moest worden, vormden of moduleerden. De beste voorbeelden die ik ken, zijn de live-opnames van Josef Hofmann uit de jaren dertig, maar ik kan me geen enkel voorbeeld herinneren van een studio-opname. Muzikaal, artistiek en historisch gezien werkt het triomfantelijk, ‘het biedt inzicht in hoe Henselt zelf … zijn muziek in het openbaar zou kunnen hebben gespeeld’, zoals Grimwood stelt in zijn essay in zijn boekje.

Wat Grimwoods uitvoeringen betreft, die zijn meeslepend, onverschrokken en genuanceerd, en dragen alle kenmerken van het feit dat hij al lange tijd in zijn vingers zit. Met zijn uitdagende linkerhandextensies, passagewerk dat bliksemsnelle reflexen en aangeboren poëtische gevoeligheid vereist, is dit geen muziek om zomaar uit de kast te halen. In deze opzichten heeft Grimwood een voorsprong op Lane, en in de beroemdste van de studies – Op. 2 nr. 6, ‘Si oiseau j’étais!’, bijvoorbeeld – laat hij hem een ​​paar schone hakken zien. Grimwood eindigt met Balakirevs prachtige Au jardin, opgedragen aan Henselt. Het spel is zo goed en het concept zo fantasierijk dat ik deze release tot een instant klassieker zou verheffen. Het is prachtig opgenomen (producer/technicus Andrew Mellor – niet te verwarren met Gramophone’s eigen Andrew Mellor). Mijn enige kritiekpunt is eigenlijk de keuze van de hoesillustratie.

De twee schijven (38'50" en 46'12") zijn op het label Edition Peters, de muziekuitgever die onlangs Daniel Grimwoods nieuwe Urtext-edities van de twee sets heeft uitgebracht. Er zijn werkelijk geen excuses meer voor pianisten om Henselt te negeren.

Considering how germane Adolf von Henselt is to the literature and history of the piano, reviews of his music make remarkably few appearances in these pages. While not having the same genius, he is often described as the link between Weber and Hummel (whose pupil he was) and Chopin and Liszt (who greatly admired him and his ‘velvet paws’). From 1838, when he became court pianist in St Petersburg, until his death in 1889, he exercised enormous influence on the burgeoning and distinct Russian school of pianism. Balakirev, Rachmaninov and Scriabin are just three familiar names whose music owes a debt to Henselt.

His two sets of Études in all the major and minor keys have been scandalously neglected. So far as I know, they have only twice before been presented together: once, indifferently, by Daniel Graham on an old Musical Heritage Society LP (MHS1836) and, rather more splendidly in 2004, by Piers Lane (Hyperion, 2/05). Michael Ponti paired the Op 2 set with Henselt’s magnificent F minor Concerto, prescient glimpses of which can be heard in many studies from both sets. What has never been done – and this is the enchanting USP of Daniel Grimwood’s outstanding new recording – is to preface each study with one of Henselt’s own brief 24 preludes or Préambles.

The custom of preluding was a common (and, some insisted, essential) practice throughout the 19th century, one that only died out with the advent of recordings. Pianists were expected to ‘prelude’ short passages (either improvised or notated), which established or modulated into the key of the piece about to be played. The best examples I know are the live recordings of Josef Hofmann made in the 1930s, but I cannot recall a single example of it on a studio recording. Musically, artistically and historically, it works triumphantly, ‘providing an insight into how Henselt himself … might have played his music in public’, as Grimwood puts in in his booklet essay.

As to Grimwood’s performances, they are compelling, fearless and nuanced, bearing all the hallmarks of having been in his fingers for a long time. With its challenging left-hand extensions, passagework demanding lightning-fast reflexes and innate poetic sensibility, this is not music to be read off the rack. In these respects, Grimwood has the edge over Lane, and in the most famous of the studies – Op 2 No 6, ‘Si oiseau j’étais!’, for instance – shows him a clean pair of heels. Grimwood ends with Balakirev’s lovely Au jardin, dedicated to Henselt. Indeed, so fine is the playing and imaginative the concept that I would elevate this release to instant classic status. It has been beautifully recorded (producer/engineer Andrew Mellor – not to be confused with Gramophone’s own Andrew Mellor). In fact, my only quibble is the choice of cover illustration.

The two discs (38'50" and 46'12") are on the Edition Peters label, the music publisher that has just issued Daniel Grimwood’s new Urtext editions of the two sets. There really can be no further excuses for pianists to ignore Henselt.